Vliegtijd & gedrag
Begin juni-eind augustus in één generatie. De vlinders zijn overdag actief.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Geel grasbeertje
Rups: augustus-juni. De soort overwintert als jonge rups en verpopt zich in een cocon op de grond.

Ei-afzet

Rups

Cocon

Vlinder
Verspreiding
Van het Iberisch schiereiland via Midden-Europa en via de gematigde zone naar het oosten tot in het Amoergebied. Naar het noorden tot de Oostzee en de Baltische staten. In het zuiden van het noordelijk Middellandse Zeegebied, inclusief Italië en de Balkan tot Voor-Azië.
Benaming
- Engelse naam Feathered Footman
- Duitse naam Gestreifter Grasbär
-
Franse naam
l'Écaille striée
l'Écaille-Chouette -
Oud Nederlandse naam
haviksbeer
strohoedje -
Synoniemen
Spiris striata
Euprepia striata
Emydia grammica
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De aanduiding beertje heeft deze soort gemeen met de kleinere soorten uit de familie van de beervlinders (Arctiidae). De naam beervlinders heeft deze familie te danken aan het uiterlijk van de rupsen die dicht behaard zijn en daardoor aan een beer doen denken. Twee beertjes hebben, afwijkend van de andere beertjes, grassoorten als waardplant en beide hebben een streeppatroon op de vleugels: Coscinia cribraria, die een witte tot lichtgrijze grondkleur onder de strepen heeft en deze soort, Coscinia striata, met een gele grondkleur. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Coscinia: koskinon is een zeef, naar het patroon op de voorvleugel. striata: striatus is gestreept, naar de zwarte schaduwen langs de aders van de voorvleugel van het mannetje.
Auteursnaam en jaartal
(Linnaeus, 1758)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 15-22 mm. De gele voorvleugel van het mannetje heeft op de aders zwarte lengtestrepen. Tussen het midden van de vleugel en de vleugelpunt bevindt zich doorgaans een zwarte halvemaanvormige vlek. Het vrouwtje is iets bleker en heeft in plaats van de maanvormige vlek twee kleine stippen; bovendien zijn de zwarte strepen beperkt tot de achterrand. Soms komen bleke mannetjes of zwaar gestreepte vrouwtjes voor. De achtervleugel is oranjegeel met een zwarte maanvormige vlek en een zwarte zoom. Deze zoom varieert in breedte en is soms onderbroken; heel soms is bijna de hele achtervleugel zwart.