Vliegtijd & gedrag
Begin juli-begin oktober in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Geelbruine vlekuil
Rups: april-juli. De rups leeft eerst onder in een stengel van de waardplant, later tussen de wortels. De verpopping vindt plaats in de strooisellaag. De soort overwintert als ei.

Vlinder
Verspreiding
Europa noordelijk tot Noord-Schotland, Midden-Noorwegen, Noord-Zweden en Noord-Finland. Naar het zuiden tot Midden-Frankrijk, de zuidrand van de Alpen, Slovenië, Zuid-Roemenië en Zuid-Rusland. Midden- en Noord-Azië tot Kamtsjatka en Japan en volgens Draudt (1950) ook tot Oost-Tibet en China (Mien-shan).
Benaming
- Engelse naam Saltern Ear
- Duitse naam Gelbbraune Stengeleule
-
Synoniemen
Hydraecia fucosa
Hydroecia fucosa
Apamea fucosa
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De drie Amphipoea-soorten zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden. Deze vlekuil heet geelbruin, ook wel leerkleurig bruin, te zijn. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Amphipoea: amphi is rond, omgeven door en poa, poia is gras, naar het habitat van deze soorten.fucosa: fucosus is geschilderd, óf in de zin van mooi gemaakt óf in de zin van nagemaakt. Hier is het laatste bedoeld nl. een kopie van A. oculea, waarvan deze soort nauwelijks is te onderscheiden.
Auteursnaam en jaartal
(Freyer, 1830)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 14-16 mm. De grondkleur van deze uil en de andere Amphipoea-soorten varieert van lichtbruin of olijfbruin tot donker roodachtig bruin. Kenmerkend is het grote aantal fijne zwarte dwarslijnen, die variëren in intensiteit. Er zijn minstens twee geschulpte binnenste dwarslijnen, twee gebogen buitenste dwarslijnen, een vrij brede middelste dwarslijn en een golflijn aanwezig; soms is ook een (dubbele) eerste dwarslijn zichtbaar in het wortelveld. De ringvlek en de niervlek zijn geel, oranje of wit en vallen duidelijk op. Exemplaren van de geelbruine vlekuil zijn vaak iets lichter van kleur dan de beide andere soorten, en zijn meer leerkleurig bruin dan donker roodachtig bruin.