Vliegtijd & gedrag
Half mei-begin oktober in twee generaties. De vlinders komen op licht en zijn overdag vrij gemakkelijk uit bladeren of takken te kloppen.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Geellijnsnuituil
Rups: juli-oktober. De soort overwintert als pop in een cocon in de strooisellaag.

Rups

Vlinder
Verspreiding
Van het noorden van het Iberisch schiereiland via Zuid-Frankrijk, Noord-Italië en de Balkan tot Klein-Azië en de Kaukasus. Naar het oosten verder tot Japan. In Noord-Europa komt deze soort voor in Zuid-Engeland en in Zuid- en Midden-Scandinavië.
Benaming
- Engelse naam Olive Crescent
- Duitse naam Gelblinien-Spannereule
- Franse naam l'Herminie olivâtre
-
Synoniemen
Zanclognatha emortualis
Sophronia emortualis
Aethia emortualis
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De snuituilen hebben opvallend naar voren uitstekende palpen (de snuit) op de kop van de vlinder.Deze soort heeft een paar kenmerkende gele lijnen op voor- en achtervleugel. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Trisateles: tris- is drie keer en ateles is niet afgemaakt, zonder resultaat. Er zijn drie pogingen gedaan om deze soort een plaats te geven in het totale systeem. Eerst was het een pyralide; Hübner maakte er een Aethes van, Duponchel bracht hem onder bij Sophronia en Spuler in Standfussia. Tams hoopt dat zijn vierde poging van blijvende aard zal zijn.emortualis: emortualis is behorend bij de dood; naar de grondkleur die dicht bij die van dode bladeren komt.
Auteursnaam en jaartal
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 14 mm. In tegenstelling tot de meeste verwante soorten rust deze snuituil met de vleugels uitgespreid als een spanner. De grondkleur van de voorvleugel varieert van licht reebruin tot zandbruin, vaak enigszins groenachtig getint. Opvallend zijn de twee geelachtige dwarslijnen waarvan de buitenste doorloopt over de achtervleugel; de dwarslijnen zijn altijd lichter dan de grondkleur van de vleugel. De middenvlek is zichtbaar als een smal geelachtig lijntje.