Vliegtijd & gedrag
Van begin juni tot midden juli in één generatie. De vlinders zijn vaak nectardrinkend te zien op akkerdistel, gewone braam en gewone rolklaver. De mannetjes vertonen territoriaal gedrag door vanaf een bloem indringers te verjagen.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Geelsprietdikkopje
Rups: van midden juli tot eind juni. De eiafzetting vindt plaats in rijen in de schede van grasbladeren of in bloeiaren. De soort overwintert als pas uitgekomen, nuchtere rups in een individueel coconnetje. ei-afzetHet vrouwtje is kieskeurig ten aanzien van de plaats waar zij de eitjes legt. Ze vliegt snel en laag boven de vegetatie, op zoek naar een groepje bloeiende grassen. Als ze een geschikte plant heeft gevonden, drukt ze het achterlijf tegen de stengel en loopt al tastend achterwaarts naar beneden. Soms onderzoekt het vrouwtje deze spriet wel een kwartier lang voordat ze een lange rij eitjes afzet in de schede van het gras.rups en verpoppingWanneer de eitjes uitkomen, eten de rupsen eerst hun eischaal op. De rupsen blijven in de schede van de grasspriet en spinnen elk een klein, zijden coconnetje om zich heen waarin ze overwinteren. Al in het vroege voorjaar worden de rupsen weer actief en verlaten hun winterverblijfplaats. Overdag verschuilen ze zich in een bijeengesponnen blad, 's nachts eten ze de jonge bladeren. De rupsen zijn aan het begin van de zomer volgroeid. Dan verpoppen ze zich in een los spinsel tussen de grasbladeren.vlindersDe eerste vlinders verschijnen in juni. Ze voeden zich met nectar van verschillende gewassen, bijvoorbeeld akkerdistel, gewone braam of gewone rolklaver. Het geelsprietdikkopje blijft vaak trouw aan één soort nectarplant, ook als er andere geschikte bloemen voorhanden zijn. De mannetjes verdedigen vanaf een bloemhoofdje een territorium waaruit indringers worden verjaagd. Soms patrouilleren ze en zoeken actief vliegend naar een vrouwtje. Het aantal vlinders op de vliegplaatsen is hoog, zo'n 16 tot 64 individuen per hectare.

Rups

Cocon

Vlinder

Museum
Verspreiding
Het geelsprietdikkopje komt voor van het Iberisch Schiereiland tot het Midden-Oosten en de Zuid-Oeral en van de Baltische staten tot Noord-Afrika.
Benaming
- Engelse naam Small Skipper
-
Duitse naam
Ockergelber Braundickkopffalter
Braunkolbiger Braundickkopffalter - Franse naam La Bande Noire
-
Oud Nederlandse naam
bosdikkopje
geel dikkopje
gestreept dikkopje -
Synoniemen
Adopoea sylvestris
Thymelicus flava
Adopoea flava
Thymelicus thaumas
Adopoea thaumas
Hesperia linea
Hesperia thaumas
Adopaea thaumas
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Toelichting wetenschappelijke naam
Thymelicus: thumelikos is een koorlid in Griekse drama's. Het koor werd gevormd door de dansers en de naam heeft relatie met de levendige manier van vliegen van de vlinders.sylvestris: silvestris of sylvestris is behorend bij het bos; nogal onlogisch omdat deze soort vooral op ruig grasland voorkomt. Deze naam bleek trendsettend want ook andere namen van dikkopjes verwijzen naar bos, naar jagen en naar bosgoden.
Auteursnaam en jaartal
(Poda, 1761)
Trends
Onderstaande diagrammen tonen de veranderingen van de talrijkheid in de loop van de tijd. De gegevens zijn afkomstig uit het Landelijk Meetnet Vlinders (CBS / De Vlinderstichting) en de Nationale Databank Flora en Fauna.
Herkenning
Voorvleugellengte: 12-15 mm. De vleugels zijn lichtbruin tot geel zonder tekening op de bovenkant van de vleugels. De geurstreep van het mannetje loopt niet evenwijdig aan de aders op de voorvleugel. Op de onderkant van de voorvleugel heeft de vleugelpunt vaak een andere kleur (groenbruin) dan de rest van de vleugel. De onderkant van de sprietknop is geelbruin. Vanaf medio juli kunnen oude zwartsprietdikkopjes door het verlies van schubben ook een bruinige onderkant van de sprietdknoppen. Raadpleeg onze determinatiehulp voor meer details.