Vliegtijd & gedrag
Begin september-eind november in één generatie. Wordt soms in rust onder bomen en struiken of onder op een stam gevonden. De mannetjes worden na het invallen van de duisternis vaak vliegend waargenomen. Later in de nacht komen ze goed op licht, vaak met meerdere exemplaren tegelijk. De vrouwtjes komen veel minder vaak op licht.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Gepluimde spanner
Rups: april-juni. De rups verpopt zich in de grond. De soort overwintert als ei op de waardplant.

Rups

Vlinder
Verspreiding
Heel Europa; van Noord-Afrika via het Middellandse Zeegebied en Klein-Azië tot Toerkmenistan; in het oosten tot Japan (ssp. ussuriensis Bang-Haas, 1927), in het noorden door Midden-Scandinavië. Ook in Noord-Amerika
Benaming
- Engelse naam Feathered Thorn
- Duitse naam Federfühler-Herbstspanner
-
Franse naam
la Phalène emplumée
l'Himère-Plume - Synoniemen Himera pennaria
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Gepluimde spanner is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).Pluim wijst op de grote geveerde antennes van het mannetje. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Colotois: kolos is couperen, afkorten, in de groei blijven steken en otoeis is met oren of met hendels; waarschijnlijk naar de flink gereduceerde labiale palpen, tegenwoordig gezien als reukorgaan maar mogelijk door Hübner beschouwd als gehoororgaan.pennaria: penna is een veer, vanwege de sterke veervorm van de antennen.
Auteursnaam en jaartal
(Linnaeus, 1761)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 19-23 mm. Een goed herkenbare soort die in rust de vleugels plat houdt. Het mannetje is overwegend oranje, soms meer reebruin of steenrood, het vrouwtje is meestal grijsbruin. Over de voorvleugel lopen meestal duidelijke centrale dwarslijnen; soms zijn ze vaag of onvolledig. Kenmerkend is de witachtige stip vlak bij de vleugelpunt. Zowel het mannetje als het vrouwtje heeft een klein naar buiten wijkend puntje aan de voorvleugelpunt. Het mannetje heeft brede geveerde antennen. Het vrouwtje heeft ongeveerde antennen, een iets smallere voor- en achtervleugel en de dwarslijnen zijn over het algemeen duidelijker afgetekend.