Vliegtijd & gedrag
April-oktober in drie generaties. De vlinders zijn zowel overdag als ´s nachts actief; ze komen op licht en in mindere mate op smeer.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Getekende gamma-uil
Rups: juni-juli en oktober-april. De soort overwintert als rups in de strooisellaag.

Rups

Cocon

Vlinder
Verspreiding
In Europa tot begin 20e eeuw alleen in de zuidelijke en centrale landen. Speyer & Speyer (1862) gaven als noordgrens de lijn Auvergne - Frankfurt/Main - Breslau - Moskou (dit gaf eerder het bereik van zwervers aan dan een areaalgrens). Na de eerste wereldoorlog begon een areaaluitbreiding naar Midden- en Noord-Europa: 1918 Polen en Litouwen, 1919 Oost-Pruisen, 1933 Letland, 1934 Nederland, Denemarken en Pommeren, 1936 Estland, België en Finland, 1937 Zweden, 1945 Noorwegen, 1951 Groot-Britannië (hier bleef het bij zeldzame, enige 10-tallen, trekkers). Waar momenteel de noordelijke areaalgrens ligt is onduidelijk. Omdat deze soort een zomergeneratie vormt worden in Noord-Europa ook rupsen gevonden ook al kan confusa die winter niet overleven. Naar het oosten van Voor-Azië dwars door Midden-Azië tot Kamtsjatka, Korea, China en Japan.
Benaming
- Engelse naam Dewick's Plusia
- Duitse naam Schafgarben-Silbereule
-
Franse naam
la Confuse
la Goutte d'argent -
Synoniemen
Autographa confusa
Plusia confusa
Phytometra confusa
Macdunnoughia gutta
Plusia gutta
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Het zilverwitte deel van de vleugel is door de witte lijn richting het kopkuifje hier meer een tekening dan een vlek die op de Griekse letter gamma lijkt. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Macdunnoughia: macdunnoughia is een eerbetoon aan J.H. McDunnough (1877 - 1962), een Canadese entomoloog die deze subfamilie herzag.confusa: confusus is verward; mogelijk verwarring met de niet Nederlandse soort Syngrapha circumflexa.
Auteursnaam en jaartal
(Stephens, 1850)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 12-17 mm. Net als de verwante soorten houdt deze uil in rust de vleugels dakvormig omhoog. Op de bovenkant van het borststuk bevindt zich een opvallende kuif en verder naar achteren is een kleiner kuifje zichtbaar. De ingesnoerde (nooit in tweeën gedeelde) zilverkleurige vlek op de voorvleugel is verbonden met een dunne rechte witte lijn die deel uitmaakt van de binnenste dwarslijn en vormt zo een kenmerkende witte tekening die doorloopt tot aan de binnenrand van de vleugel. Het middenveld heeft aan de binnenzijde van deze vlek een warme bronskleurige of oranjebruine kleur. De rest van de voorvleugel is tamelijk gelijkmatig grijsachtig bruin of grijs, soms met een paarse tint.