Vliegtijd & gedrag
Half juni-half augustus in één generatie. De vlinders worden overdag soms opgejaagd vanuit naaldbomen en komen op licht.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Geveerde spikkelspanner
Rups: augustus-juni. De soort overwintert als jonge rups op de waardplant en verpopt zich in een cocon op de waardplant.

Rups

Vlinder
Verspreiding
Minder verbreid dan rhomboidaria. Van Spanje via Midden-Europa tot de Oekraïne; in het zuiden Italië, de Balkanlanden en Klein-Azië en in het noorden tot Midden-Scandinavië.
Benaming
- Engelse naam Feathered Beauty
- Duitse naam Nadelholz-Rindenspanner
- Franse naam la Boarmie des résineux
-
Synoniemen
Boarmia secundaria
Peribatodes occidentalis
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De spikkelspanners hebben een grijze tot grijsbruine grondkleur met veel golvende dwarslijnen en veelal besprenkeld met donkerder spikkels.Geveerde verwijst naar de prachtige geveerde antennes van het mannetje. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Peribatodes: peri is rond, rondom en batodes is overwoekerd met doorns, wellicht wordt de habitat bedoeld.secundaria: secundus is de volgende; de volgende soort die beschreven moest worden. Mogelijk is de naam een eerbewijs aan Caius Plinius Secundus (23 - 79 n.C.), de schrijver van Maturalis Historia.
Auteursnaam en jaartal
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 17-20 mm. Lijkt sterk op de taxusspikkelspanner (P. rhomboidaria), maar is gemiddeld iets kleiner. De vleugels zijn in de meeste gevallen vrij zwaar gevlekt met donkere schubben, ook aan de onderzijde; af en toe komen zeer donkere exemplaren voor. De buitenste dwarslijn op de voorvleugel is bij de binnenrand van de vleugel sterk gekromd en bij de voorrand nauwelijks geknikt. De buitenste dwarslijn aan de onderzijde van de achtervleugel is in het midden niet gehoekt. Het mannetje heeft breed geveerde antennen en de kleine veertjes eindigen vrij abrupt 1 mm voor het uiteinde.