Vliegtijd & gedrag
Eind april-eind juni in één generatie. De vlinders komen op licht en op smeer.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Gevlekte pijluil
Rups: juli-april. De rups foerageert ´s nachts en verbergt zich overdag dicht bij de grond. De soort overwintert als rups op een grasstengel en verpopt zich in een losse cocon op de grond.

Ei-afzet

Rups

Vlinder
Verspreiding
Van Spanje door Midden- en Zuid-Europa (inclusief de Britse eilanden) naar het oosten tot de Oeral. De noordgrens loopt over Zuid-Scandinavië en de zuidgrens door het Middellandse Zeegebied, Klein-Azië, Noord-Iran, Midden-Azië, Siberië en Noord-Mongolië (ssp. bombycina Eversman, 1847).
Benaming
- Engelse naam Feathered Ear
- Duitse naam Trockenrasen-Blättereule
- Franse naam la Coureuse
-
Synoniemen
Pachetra sagittifera
Mamestra sagittifera
Pachetra leucophaea
Mamestra leucophaea
Heliophobus leucophaea
Pachetra fulminea
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Deze vlinder heeft in de tekening een paar duidelijke vlekken.De pijlen zitten bij de achterrand van de voorvleugels. Ook de Latijnse soortnaam wijst op deze pijlen. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Pachetra: Pakhus is dik en etron is het achterlijf; het genus dus van de grote maten.sagittigera: sagitta is een pijl en gero is dragen; naar de pijlpunten bij de achterrand van de voorvleugels.
Auteursnaam en jaartal
(Hufnagel, 1766)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 17-20 mm. Langs de binnenrand van de voorvleugel bevindt zich een witachtige, ruwweg vierkante vlek, die meestal duidelijk opvalt. Kenmerkend zijn ook de tamelijk grote zwarte pijlvlekken aan de binnenzijde van de golflijn. De grote ring- en de niervlek zijn witachtig begrensd en steken licht af tegen het donkerdere middenveld. De brede tapvlek valt door de chocoladebruine rand op als een donkere vlek; soms is de tapvlek geheel donker gevuld.