Vliegtijd & gedrag
Half juli-begin oktober in één generatie. De vlinders komen op licht en zijn ´s nachts rustend op grassen aan te treffen. De vlinders nemen geen voedsel op.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Gewone grasuil
Rups: september-juni. De rups leeft in de grond tussen de wortels van de waardplant, waar ook de verpopping plaatsvindt. De soort overwintert als rups.

Rups

Cocon

Vlinder
Verspreiding
Van Noordwest-Afrika (Marokko, Algerije) en via het grootste deel van Europa naar Klein-Azië. In Europa noordelijk tot de Orkney-eilanden, de Hebriden, Zuid-Noorwegen, Zuid-Zweden, Zuid-Finland. Naar het zuiden tot Zuid-Italië, Sicilië en Bulgarije (nog niet gesignaleerd in Albanië, Macedonië en Griekenland.
Benaming
- Engelse naam Flounced Rustic
- Duitse naam Lehmfarbige Graswurzeleule
-
Franse naam
l'Avare
la Lupérine testacée - Synoniemen Apamea testacea
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Alle grasuilen hebben een relatie met grassen.Op veel plaatsen in ons land een heel gewone vlinder. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Luperina: mogelijk van luperinus, een vorm van lupus is een wolf. Wijzend op de grijze kleur van de vlinders, aldus Macleod. Een moeilijkheid is dat Boisduval en tijdgenoten hun namen van Griekse woorden afleidden en het is niet aannemelijk dat dit een uitzondering zou zijn. Een andere mogelijkheid is dat er een schrijffout is opgetreden en dat het eigenlijk Lyperina had moeten zijn en dat zou moeilijk, moeizaam betekenen, wijzend op de saaie kleuren. Maar nu geeft de Latijnse uitgang -inus problemen, want dat kan niet worden toegevoegd aan een Griekse stam.testacea: testaceus is de kleur van bakstenen. Dit is een variabele soort en mogelijk zijn de Weense soorten roder dan die van ons; andersom kan natuurlijk ook: hun bakstenen zijn minder rood.
Auteursnaam en jaartal
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 14-18 mm. Deze stevig gebouwde uil is variabel in grootte; ook de breedte en de kleur van de ruw aandoende voorvleugel kunnen variëren. De kleur loopt uiteen van dof strokleurig, via licht- en donkerbruin tot zwartachtig bruin; meestal zijn de vleugels fijn grijs gespikkeld. De zwarte, vaak licht afgezette centrale dwarslijnen markeren het donkerdere middenveld. De niervlek en de ringvlek zijn vaak gedeeltelijk zwartgerand. Soms is een kleine tapvlek zichtbaar, maar meestal is deze opgenomen in een brede donkere verbindingsbalk tussen de centrale dwarslijnen. De tekening op de voorvleugel varieert in intensiteit, maar het basispatroon is constant. De achtervleugel is wit, zelden bruinachtig wit of soms grijs en enigszins doorschijnend, waardoor de lichtbruine aderen te zien zijn.