Verspreiding
Levenscyclus
Grauwe stofuil
De soort overwintert als rups.

Vlinder
Verspreiding
Deze soort komt vooral voor in de Alpen en op de Balkan. Aan het begin van de jaren 50 van de vorige eeuw bereikte deze soort ook Duitsland en breidt zich sindsdien langzaam uit naar het noorden; de vlinder heeft daarbij een voorkeur voor warme plaatsen langs spoorlijnen.
Benaming
- Duitse naam Reingraue Staubeule
- Synoniemen Eremodrina gilva
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Toelichting wetenschappelijke naam
Auteursnaam en jaartal
(Donzel, 1837)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 16-17 mm. De voorvleugel van deze uil is grauwgrijs, soms met een blauwe of zilverkleurige waas, soms enigszins naar bruin neigend, en heeft een ruw aandoend uiterlijk. Er is relatief weinig tekening. Het duidelijkst zichtbaar zijn de donkere, doorgaans licht afgezette centrale dwarslijnen, die in de richting van de binnenrand naar elkaar toe lopen, en de golflijn waarvan vooral juist de lichte afzetting opvalt. De achterrand met franje vertoont vaak een lichte basis, een donker midden en een haast witachtig uiteinde. De niervlek is vaak vaag en de ringvlek is in de meeste gevallen onzichtbaar. De achtervleugel is licht met een parelmoerglans, heeft donkere aders en een smalle grijze zoom die sterk tegen de lichte basis van de franje afsteekt.