Vliegtijd & gedrag
Juni-begin augustus in één generatie. De vlinders komen goed op licht en worden overdag soms rustend op bloemen aangetroffen.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Grijze stofuil
Rups: in het buitenland najaar-mei. De soort overwintert als rups.

Vlinder
Verspreiding
Zuid-, Midden-en Oost-Europa, Oekraïne, de Krim, Klein-Azië en het hoogland van Armenië. In Europa naar het zuiden tot het noorden van het Iberisch schiereiland, Zuid-Italië, Sicilië en Midden-Griekenland. Naar het noorden tot België, Sleeswijk-Holstein, Denemarken en langs de kust tot de Baltische staten; in Rusland tot Peterburg en Moskou. In het zuidelijk deel van het areaal alleen in de bergen en noordelijk van het middengebergte slechts zeer lokaal.
Benaming
- Duitse naam Graue Felsflur-Staubeule
- Franse naam la Noctuelle arrosée
- Synoniemen Caradrina respersa
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Stofuilen hebben een vale zandkleur. De vleugelschubben laten makkelijk los en na het vastpakken van de vlinder blijft een stofvlekje op de vingers achter.Deze stofuil is helemaal grijs (met zwarte puntjes). Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Hoplodrina: hoplon is een wapen en het achtervoegsel -drina geeft aan dat er nauwe relatie is met het genus Caradrina. Alleen het genitaal 'wapen' verschilt.
Auteursnaam en jaartal
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 14-17 mm. Deze uil heeft brede stompe voorvleugels met een lichte grijsachtige grondkleur en een kenmerkende melkwitte zweem en een donkergrijze bestuiving. Kenmerkend zijn de getande dwarslijnen waarvan vooral de punten van de tanden zichtbaar zijn en zo opvallende enkele of dubbele rijen stippen vormen. Ook de franjelijn bestaat uit stippen. De tekening bevat verder een enigszins donkerder grijze middenschaduw en een lichte, donkergrijs afgezette golflijn. De ring- en niervlek zijn vaak nauwelijks donkerder dan de grondkleur en vallen dan relatief weinig op, de ringvlek mede vanwege het kleine formaat en de niervlek omdat deze grotendeels in de middenschaduw ligt. Ook de lichte omranding is vaag. Soms echter zijn de ringvlek en de niervlek duidelijk donkerder en vallen ze goed op. De kleur van de achtervleugel komt ongeveer overeen met de grondkleur van de voorvleugel, maar kan ook donkerder zijn, en daarbij afsteken tegen de lichtere franje.