Vliegtijd & gedrag
April-mei in één generatie. De vlinders komen goed op licht, maar zelden op smeer of andere lokmiddelen.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Groenige orvlinder
Rups: mei-juni. De rups foerageert ´s nachts en rust overdag aan de onderzijde van een blad dat met behulp van spindraden naar beneden omgekruld is. De soort overwintert als pop, vaak in een compacte cocon onder het mos aan de voet van een boom of in de strooisellaag. Soms verpopt de rups zich tussen samengesponnen bladeren en valt daarmee in de herfst op de grond. De eitjes worden afzonderlijk op een takje van de waardplant afgezet.

Ei-afzet

Rups

Vlinder

Museum
Verspreiding
West-, Zuid- en Zuidoost-Europa. Naar het noorden tot Zuid-Scandinavië, oostwaarts tot West-Rusland. De Oost-grens van het areaal is niet bekend. Zeer waarschijnlijk wel in Klein-Azië. Ontbreekt in het zuiden van het Iberisch schiereiland, op Corsica en op Sardinië.
Benaming
- Engelse naam Frosted Green
- Duitse naam Moosgrüner Eulenspinner
-
Franse naam
la Rieuse
la Moqueuse
la Tête rouge -
Synoniemen
Asphalia ridens
Cymatophora xanthoceros
Asphalia putris
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Zeven soorten uit de onderfamilie Thyatirinae zijn bijeengevoegd onder de groepsnaam orvlinder (nadere toelichting zie bij de orvlinder, Tethea or). De grondkleur van deze soort is overwegend donkergroen. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Polyploca: polus is veel en ploke is dooreengevlochten; de vele door elkaar lopende lijntjes op de voorvleugel.ridens: ridens is lachen; de betekenis is verder onduidelijk. Meerdere verklaringen zijn geopperd, zo zou er een lachend gezicht in de tekening van de voorvleugel zijn te ontdekken. Fabricius geeft geen verklaring voor zijn naamkeuze.
Auteursnaam en jaartal
(Fabricius, 1787)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 15-17 mm. Deze soort is goed herkenbaar aan de overwegend donkergroene kleur, de opvallende kuif op het borststuk en een variabele marmerachtige mengeling van zwart met groene tinten en wit op de voorvleugel. Soms zijn de dwarslijnen zichtbaar als witachtige lijnen waarbij de binnenste dwarslijn en de golflijn opvallend sterk getand zijn; soms ontbreekt het wit en zijn alleen zwarte lijnen aanwezig, waaronder kenmerkende overlangse streepjes in het zoomveld.