Vliegtijd & gedrag
Begin april-begin september in twee generaties. De vlinders vliegen vanaf de schemering en komen soms op licht en smeer.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Guldenroededwergspanner
Rups: mei-juli en september-oktober. De soort overwintert als pop in de strooisellaag.

Rups

Cocon

Vlinder
Verspreiding
Van het Iberisch Schiereiland via West- en Midden-Europa inclusief de Britse eilanden naar het oosten via de gematigde zone tot Japan. In Finland en Zweeds Lapland is het de gewoonste Eupithecia; in het zuiden tot het noordelijke Middellandse Zeegebied.
Benaming
- Engelse naam Golden-rod Pug
- Duitse naam Goldruten-Blütenspanner
- Franse naam l'Eupithécie de la verge d'or
- Synoniemen Tephroclystia virgaureata
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.Guldenroede is een van de waardplanten van de zomergeneratie van deze dwergspanner. Ook in de Latijnse soortnaam is guldenroede verwerkt. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.Virgaureata: Solidago virgaurea is echte guldenroede, de waardplant.
Auteursnaam en jaartal
Doubleday, 1861
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 10-11 mm. Deze tamelijk eentonig grijze dwergspanner wordt door veel nachtvlinderaars ervaren als een van de moeilijkst te determineren soorten; vaak is genitaliënonderzoek nodig om de soort met zekerheid vast te kunnen stellen. De vrij grote en langgerekte middenstip valt meestal goed op en ligt niet in het midden van de vleugel, maar dichter naar de vleugelwortel toe. Langs de voorrand liggen vaak donkere vlekjes en blokjes en aan de buitenzijde van de middenband ligt meestal een rij stippen. De golflijn is goed ontwikkeld en soms is zelfs een duidelijk vlekje in de binnenrandhoek te zien. Over de voorvleugel lopen lichte dwarslijnen en enkele aders zijn zichtbaar als zwarte streepjeslijnen. Op het borststuk is meestal een driehoekige witte stip aanwezig De mannetjes hebben in vergelijking met gelijkende soorten opvallend geveerde antennen.