Vliegtijd & gedrag
Begin juni-eind augustus in één generatie; soms een kleine partiële tweede generatie tot half oktober. De vlinders voeden zich vooral met nectar van gewone dophei, strukhei en muizenoor. De mannetjes zoeken naar vrouwtje door het maken van patrouillevluchten of het vertonen van territoriaal gedrag. De vlinders komen vaak 's avonds bijeen in bijvoorbeeld een pol pijpenstrootje en vormen daar een slaapgezelschap.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Heideblauwtje
Rups: half maart-half juni. Jonge rupsen eten van de jonge uitlopers van de waardplant. Sommige rupsen worden meegenomen door mieren en verpoppen zich in het mierennest. Rupsen die niet door mieren worden meegenomen verpoppen zich in de grond. De soort overwintert als ei, laag tegen een takje struikhei. ei-afzetDe rupsen leven vooral op planten met een hoog gehalte aan voedingsstoffen. Dit zijn meestal hogere, jonge planten die in een lage vegetatie groeien of op kale grond staan. Het vrouwtje is daarom selectief bij het uitzoeken van de plaats waar de eitjes worden afgezet. Ze kruipt naar de basis van de plant en tast met het achterlijf het stammetje af. Is het een geschikte plek, dan wordt één eitje op een takje afgezet. Soms wordt een eitje afgezet op een plant die geen waardplant is, zoals gras.rups en verpoppingNa de winter kruipt de rups uit het eitje en begint te eten van de jonge uitlopers van de waardplant. De rups is aantrekkelijk voor mieren, met name voor de zwarte wegmier Lasius niger en de akkermier Lasius alienus. Er zijn zelfs waarnemingen van mieren die bij een eitje wachten tot de rups eruit kruipt. In de huid van de rups liggen een groot aantal klierwratjes en nabij de achterlijfspunt bevindt zich de rugklier, het orgaan van Newcomer, die een zoete stroperige vloeistof afscheidt. Daarnaast kan de rups tentakels uitstulpen, die ook nabij het achterlijfsuiteinde liggen. De mier reageert daarop met een agressieve opgewondenheid. De rups stulpt deze tentakels dan ook uit als hij onraad bespeurt, waarna de mier hem beschermt. Vaak wordt de rups meegenomen naar het mierennest of zwerft hij uit zichzelf daarheen. In het laatste geval wordt de rups alleen geaccepteerd als hij reeds door mieren is bezocht: rupsen die nooit zijn bezocht worden in het nest aangevallen. Geaccepteerde rupsen verpoppen zich in de buitenste nestgangen. Rupsen die niet zijn meegenomen, verpoppen doorgaans in de grond. Ook poppen zijn aantrekkelijk voor mieren. Wanneer de vlinder uitkomt, zijn de mieren niet agressief. Sterker nog: soms lijken ze ook de vlinder tegen vijanden te beschermen.vlindersVanaf juni komen de vlinders tevoorschijn. De dichtheid is doorgaans hoog, zo´n 50 tot 90 individuen per hectare. De vlinders voeden zich het meest met nectar van gewone dophei, struikhei en muizenoor. De mannetjes verschijnen ongeveer een week eerder dan vrouwtjes. Ze zoeken naar vrouwtjes door middel van patrouillevluchten of vertonen territoriaal gedrag, maar vormen geen vast afgebakend territorium. Andere mannetjes, vlinders en soms zelfs hommels worden achtervolgd en verjaagd. Wanneer het mannetje een vrouwtje vindt wordt er gebaltst, ongeacht of het vrouwtje aan het paren is, al meerdere mannetjes om zich heen heeft of al bevrucht is. Het mannetje klappert eerst snel met de vleugels en komt vervolgens dichtbij het vrouwtje. Zijn er al mannetjes aanwezig, dan komt het vaak tot schermutselingen waarbij de mannetjes om beurten opvliegen en weer dicht bij het vrouwtje landen, totdat één mannetje gaat paren. Een bevrucht vrouwtje paart niet opnieuw. Ze weert opdringerige mannetjes door het achterlijf af te wenden, met de voorpoten op de kop van het mannetje te trommelen of een wit gedeelte van het achterlijf te laten zien. Vertrekt het mannetje niet, dan verstopt ze zich in de vegetatie. Vaak komen heideblauwtjes ´s avonds bijeen, bijvoorbeeld in een pol pijpenstrootje en vormen daar een slaapgezelschap.

Ei-afzet

Rups

Cocon

Vlinder

Museum
Verspreiding
Het heideblauwtje komt voor van Groot-Brittannië tot Japan en van Midden-Scandinavië tot Spanje.
Benaming
- Engelse naam Silver-studded Blue
-
Duitse naam
Geisskleebläuling
Argus-Bläuling -
Franse naam
l'Argus Bleu
Argus - Oud Nederlandse naam aegonvlinder
-
Synoniemen
Lycaena argus
Lycaeides argus
Plebeius aegon
Lycaena aegon
Plebeius argus
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Toelichting wetenschappelijke naam
Plebeius: plebeius is behorend tot het plebs dus tot 'het gewone volk'.argus: Zeus was verliefd op Io en om zich daaraan te kunnen overgeven zonder zijn vrouw Hera jaloers te maken, veranderde hij Io in een koebeest. Hera echter leerde hiervan en plaatste Io onder de hoede van Argus die honderd ogen had. Zeus, niet voor één gat te vangen, verzekerde zich van de hulp van Hermes die Argus in slaap suste met de klanken van zijn fluit en hem daarna de kop afhakte; voor de wellustige Zeus was de weg nu vrij. Hera troostte zich door de ogen van Argus over te plaatsen naar de staart van de pauw. De naam duidt dus op de ogen aan de onderkant van de vleugels van deze soort.
Auteursnaam en jaartal
(Linnaeus, 1758)
Trends
Onderstaande diagrammen tonen de veranderingen van de talrijkheid in de loop van de tijd. De gegevens zijn afkomstig uit het Landelijk Meetnet Vlinders (CBS / De Vlinderstichting) en de Nationale Databank Flora en Fauna.
Herkenning
Voorvleugellengte: circa 14 mm. De bovenkant van de vleugels is bij het mannetje helderblauw met een witte franje en bij het vrouwtje donkerbruin met langs de achterrand enkele oranje vlekjes en een bruine franje. De onderkant van de vleugels is bij het mannetje lichtblauw en bij het vrouwtje diepbruin. Op de onderkant van de achtervleugel bevindt zich langs de achterrand een oranje band met zwarte vlekken die zilverkleurig bestoven zijn. De zwarte vlekken op de onderkant van de vleugels zijn groot en rond en meestal omgeven door een lichte ring; op de onderkant van de voorvleugel bevinden zich geen wortelvlekken. Voor het meest zekere determinatiekenmerk moet een mannetje voorzichtig gevangen worden. Met een loep is dan te zien dat de scheen van de voorpoot een krachtige spoor heeft.