Vliegtijd & gedrag
Begin juli-half augustus in één generatie. De vlinders vliegen ´s nachts en worden gewoonlijk alleen waargenomen op licht.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Heideringelrups
Rups: mei-juni. De rups verpopt zich tussen allerlei levend plantenmateriaal, waaronder struikhei, in een losse cocon. De eieren worden in een enkele laag rondom een rechtopstaande stengel afgezet en overwinteren.

Ei-afzet

Rups

Cocon

Vlinder
Verspreiding
Van het Iberisch schiereiland via Europa (inclusief zuidoost-Engeland) via de gematigde zone tot Oost-Azië. In het Middellandse Zeegebied is deze soort meer aan de noordkant verbreid (inclusief de Balkan) en dringt door tot Voor-Azië. In het noorden verloopt de areaalgrens via Zuid-Scandinavië.
Benaming
- Engelse naam Ground Lackey
- Duitse naam Wolfsmilch-Ringelspinner
- Franse naam la Livrée des prés
-
Oud Nederlandse naam
heideringel
heideringelrupsvlinder -
Synoniemen
Bombyx castrensis
Gastropacha castrensis
Malacosoma castrense
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Het vrouwtje van deze spinnersoort zet haar eieren af in de vorm van een ring rond een takje van struikheide. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Malacosoma: malakos is zacht en soma is het lichaam. Dit slaat op het slappe lijf van de rups.castrensis is behorend bij een kamp. Dit heeft betrekking op het rupsenspinsel dat op een tent lijkt en waar de jonge rupsen bescherming in vinden.
Auteursnaam en jaartal
(Linnaeus, 1758)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: ♂ 13-16 mm, ♀ 17-21 mm. Het mannetje is goed herkenbaar aan de okergele tot roomwitte grondkleur en de daarmee contrasterendelicht- tot donkerbruine dwarslijnen. Vaak is het middenveld geheel of gedeeltelijk opgevuld met dezelfde bruine kleur en daardoor soms als donkere middenband zichtbaar. Het vrouwtje is groter en heeft een donkerbruine grondkleur met lichtbruine tot okergele dwarslijnen. Bij het mannetje vertoont de middenband halverwege een soort taille doordat de binnenste en buitenste dwarslijn met een onregelmatige knik naar elkaar toe buigen. De franje is bruin en vaalgeel geblokt. De achtervleugel heeft dezelfdekleur als de voorvleugel of is donkerder met een blekere franje.