Vliegtijd & gedrag
Eind juli-eind november in één generatie. De vlinders vliegen kort rond de schemering en later in de nacht opnieuw. Ze komen op licht en vooral het vrouwtje zwerft soms ver weg van het leefgebied. De vlinders bezoeken bloemen en komen soms op smeer.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Herfst-rietboorder
Rups: april-juli. De rups leeft onder in de stengel en in de wortelstok van de waardplant; de verpopping vindt plaats tussen de wortels. De soort overwintert als ei.

Rups

Vlinder
Verspreiding
Europa, dwars door Noord-Azië tot de Koerilen en Japan. In Europa vooral in het noordelijke laagland, naar het zuiden lokaler. Noordelijk tot Schotland, Zuid-Noorwegen, Midden-Zweden en Midden-Finland. Naar het zuiden tot Centraal-Spanje, Sardinië, Midden- en Zuid-Italië, Griekenland en Turkije. De enige vlinder op IJsland moet een zwerver zijn of zijn geïmporteerd. Sinds kort wordt lutosa ook aan de Amerikaanse oostkust gevonden, waarschijnlijk geïmporteerd (McCabe & Schweitzer 1991).
Benaming
- Engelse naam Large Wainscot
- Duitse naam Schilfrohr-Wurzeleule
- Franse naam la Noctuelle du roseau
- Oud Nederlandse naam rietwortelstokboorder
-
Synoniemen
Calamia lutosa
Phragmitiphila lutosa
Leucania bathyerga
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De rupsen van de rietboorders leven in rietstengels.Deze vlinder vliegt in de herfst (vooral oktober). Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Rhizedra: rhiza is een wortel en hedra is zetel, een woonplaats, naar de leefwijze van de rups: wonen en eten in de wortelstokken van zijn waardplant.lutosa: lutosus is modderig. Waarschijnlijk naar de vochtige omgeving van deze soort. Mogelijk slaat dit echter op de vlekken, soms aanwezig op voor- en achtervleugel. Lutosus kan ook een vorm zijn van luteus is geel, maar het is niet zo waarschijnlijk dat de kunstenaar Hübner de kleur van deze vlinder met geel zou aanduiden.
Auteursnaam en jaartal
(Hübner, 1803)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 16-23 mm. Deze uil is buitengewoon variabel in grootte, maar is meestal vrij fors. De smalle, spits toelopende voorvleugel heeft een doorgaans scherpe, soms iets naar achter buigende vleugelpunt. De grondkleur van de voorvleugel varieert van strokleurig grijs of licht grijsachtig bruin tot licht roodachtig bruin en op de vleugel is vaak een grijs- of zwartachtige bestuiving aanwezig. Op de voorvleugel is een lichte adering zichtbaar en een kleine donkere kern van de overigens niet of nauwelijks zichtbare niervlek. De buitenste dwarslijn is slechts zichtbaar als een rij donkere stippen. De achtervleugel is witachtig en meestal fijn bestoven met grijs (soms is er een dichtere bestuiving aanwezig); midden over de achtervleugel loopt een uit donkere stipjes bestaande dwarslijn. Op het borststuk is vaak een fijne, kamachtige middennaad aanwezig.