Vliegtijd & gedrag
Begin juli-half september in één generatie. De vlinders komen op licht en bezoeken bloemen van onder andere struikhei.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Hoogveenvlekuil
Rups: april-juli. De rups leeft eerst onder in een stengel van de waardplant, later tussen de wortels. De verpopping vindt plaats in de strooisellaag. De soort overwintert als ei.
.webp)
Vlinder
Verspreiding
In Europa vooral in de landen van het centrum en van het noorden. Naar het noorden tot de Orkney-eilanden, Zuid-Noorwegen, Noord-Zweden, Midden-Finland en Karelië. Naar het zuiden tot Zuid-Ierland, Wales, Nederland, Oost-Frankrijk (Doubs), Noord-Zwitserland, Zuid-Beieren, Oostenrijk, Hongarije en Oekraïne. Buiten Europa alleen in Oost-Azië (Amoergebied) (volgens Heydemann 1931 twijfelachtig), de Koerilen, Korea (volgens Inoue & Sugi 1958 twijfelachtig) en Japan.
Benaming
- Engelse naam Large Ear
- Duitse naam Moor-Stengeleule
- Franse naam la Noctuelle chatoyante
-
Synoniemen
Hydraecia lucens
Hydroecia lucens
Apamea lucens
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Hoogvenen en moerassen hebben de voorkeur van deze vlekuil. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Amphipoea: amphi is rond, omgeven door en poa, poia is gras, naar het habitat van deze soorten.lucens: lucens is glimmend, naar de heldere niervlek. Ook is het mogelijk dat de glimmende rustende vlinder in het licht van een lamp wordt bedoeld; zo zien de vlinderaars deze soort het vaakst.
Auteursnaam en jaartal
(Freyer, 1845)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 14-17 mm. De grondkleur van deze uil en de andere Amphipoea-soorten varieert van lichtbruin of olijfbruin tot donker roodachtig bruin. Kenmerkend is het grote aantal fijne zwarte dwarslijnen, die variëren in intensiteit. Er zijn minstens twee geschulpte binnenste dwarslijnen, twee gebogen buitenste dwarslijnen, een vrij brede middelste dwarslijn en een golflijn aanwezig; soms is ook een (dubbele) eerste dwarslijn zichtbaar in het wortelveld. De ringvlek en de niervlek zijn geel, oranje of wit en vallen duidelijk op. Exemplaren met vrij duidelijke dwarsbanden op de onderzijde van de voor- en de achtervleugel behoren vaak tot de hoogveenvlekuil. Bovendien vliegt deze soort vaak in hoogveengebieden.