Vliegtijd & gedrag
Eind juli-oktober en na de overwintering opnieuw van maart-half juni. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken overrijpe bramen en bloemen van onder andere klimop.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Hopsnuituil
Rups: mei-augustus. De verpopping vindt plaats aan de onderzijde van een blad van de waardplant. De soort overwintert als vlinder in een holle boom, een bunker of een andere beschutte plaats; ook binnenshuis.

Rups

Cocon

Vlinder
Verspreiding
Van het noorden van de Middellandse zee tot Midden-Engeland en de Noorse zuidkust. Van West naar Oost: van het Iberisch schiereiland via de Oeral en de Kaukasus en grote delen van Voor- en Centraal-Azië tot het Oessoeri-gebied en Japan.
Benaming
- Engelse naam Buttoned Snout
- Duitse naam Hopfen-Schnabeleule
- Franse naam le Toupet
- Oud Nederlandse naam kleine snuitvlinder
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De snuituilen hebben opvallend naar voren uitstekende palpen (de snuit) op de kop van de vlinder.De enige waardplant van deze soort is hop. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Hypena: hypene is een snor of een baard, naar de behaarde labiale palpen en mogelijk ook naar de haarborsteltjes die op de poten van een aantal soorten zitten. Hypena had aanvankelijk de status van een familie.rostralis: rostrum is de snavel van een vogel, naar de lange labiale palpen.
Auteursnaam en jaartal
(Linnaeus, 1758)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 13-15 mm. Deze snuituil is door de relatief smalle voorvleugel goed te onderscheiden van de andere snuituilen. De meeste exemplaren hebben een lichtbruine grondkleur met een variabel patroon van donkere vlekken; sommige vlinders zijn echter tamelijk effen. Vaak is de binnenste helft van de vleugel donkerder dan de rest van de voorvleugel. In het middenveld bevindt zich bij duidelijk getekende vlinders tussen de kleine ronde ringvlek en de niervlek een smalle donkere streep, waardoor een soort ’knoopsgat’ zichtbaar is. Halverwege de voorvleugel is vaak een donkere, licht afgezette dwarslijn zichtbaar. Evenals de verwante uilen heeft deze soort een opvallende 'snuit', gevormd door de lange palpen.