Vliegtijd & gedrag
Half juni-eind september in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken honingdauw en bloemen van kruiskruid en koninginnenkruid.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Hyena
Rups: april-juni. De rups is kannibalistisch, ook als er voldoende voedsel aanwezig is. De verpopping vindt plaats in een cocon in de strooisellaag. De soort overwintert als ei.

Rups

Cocon

Vlinder
Verspreiding
Nagenoeg heel Europa tot de Oeral, de Kaukasus en Klein-Azië. Naar het noorden tot Midden-Scandinavië.
Benaming
- Engelse naam Dun-bar
- Duitse naam Trapezeule
- Franse naam le Trapèze
- Synoniemen Calymnia trapezina
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Hyena is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).Mogelijke uitleg: de rupsen vreten andere rupsen op en soms zelfs rupsen van de eigen soort. Dat zou in verband kunnen worden gebracht met hyena's. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Cosmia: kosmios is gepast, netjes, naar het duidelijke uiterlijk van de soorten binnen dit genus. Deze naam werd al genoemd door Hübner in zijn Tentamen, 1806.trapezina: trapezium is een vierhoek waarvan twee zijden evenwijdig lopen. Hiermee doelt Linnaeus op de vorm van de band tussen de ante- en postmediane lijn.
Auteursnaam en jaartal
(Linnaeus, 1758)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 13-16 mm. Ondanks de aanzienlijke kleurvariatie is deze uil goed te herkennen aan het karakteristieke verloop van de centrale dwarslijnen op de voorvleugel. De binnenste dwarslijn loopt in een strakke, diagonale lijn van de voorrand naar de binnenrand en de buitenste dwarslijn loopt via een scherpe hoek van de voorrand naar de binnenrand. Bij de binnenrand naderen beide lijnen elkaar, waardoor het tussenliggende middenveld van beide vleugels samen in rusthouding ruwweg V-vormig is; meestal is het middenveld donkerder gekleurd dan de rest van de vleugel. Van de uilvlekken is met name de niervlek goed zichtbaar; in de binnenste lob ligt een donkere stip. De meeste vlinders hebben een geelachtig bruine voorvleugel; ook grijsachtige en roodachtige exemplaren komen voor en incidenteel is het middenveld zwart.