Vliegtijd & gedrag
Eind augustus-begin november in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken overrijpe bramen en bloemen van klimop.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Iepengouduil
Rups: april-juni. De rups foerageert eerst in een bloemknop van de waardplant, daarna meer onbeschut. De eieren worden dicht bij de knoppen op een tak van de waardplant afgezet; de soort overwintert als ei.

Rups

Vlinder
Verspreiding
Van Noordwest-Afrika (Marokko, Algerije) door Europa noordelijk tot Zuid-Schotland, Zuid-Noorwegen, Zuid-Zweden en Estland. Voor- en Midden-Azië tot Oost-Toerkestan. Bij oudere opgaven is steeds twijfel omdat gilvago en ocellaris niet duidelijk waren gescheiden.
Benaming
- Engelse naam Dusky-lemon Sallow
- Duitse naam Ulmen-Gelbeule
- Franse naam la Xanthie cendrée
-
Synoniemen
Cirrhia gilvago
Cosmia gilvago
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De gouduilen hebben een geelachtige (gouden) grondkleur.De iep is een belangrijke waardplant voor deze soort. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Xanthia: xanthos is geel, naar de overwegend geelachtige kleuren van de soorten binnen dit genus. Ochsenheimer nam deze naam over uit Hübner's Tentamen (1806).gilvago: gilvus is bleek geel en voor -ago zie X. citrago. Verwijzing naar de kleur van de voorvleugels.
Auteursnaam en jaartal
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 15-18 mm. De dof oranjegele of oranjebruine voorvleugel met vaak een afgeronde punt heeft een zwartachtig grijs of donkerbruin vlekkerig bandenpatroon en een fijne donkere spikkeling. Het bandenpatroon is soms gereduceerd tot enkele donkere vlekken en onduidelijke dwarslijnen. Soms komen exemplaren voor met een extra brede diffuse dwarsband op de grens van het midden- en zoomveld en één in het wortelveld. De binnenste lob van de niervlek is donker gevuld. De achtervleugel is witachtig, bij de binnenrandhoek soms wat donkerder.