Vliegtijd & gedrag
Begin januari-half april in één generatie. Soms verschijnen de eerste vlinders iets later, dit is afhankelijk van de reeks milde nachten in januari. De mannetjes rusten overdag soms op boomstammen, maar zitten meestal verscholen achter de schors of in bastspleten; ze laten zich gemakkelijk opjagen en gaan dan enkele meters verderop weer zitten. De vrouwtjes worden geregeld ´s morgens vroeg onder aan boomstammen gevonden. De mannetjes beginnen vrij snel na het donker worden te vliegen en komen soms in grote aantallen op licht.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Kleine voorjaarsspanner
Rups: april-juni. De soort overwintert als pop in de grond.

Rups

Vlinder

Museum
Verspreiding
Van het Iberisch Schiereiland via heel Europa naar Rusland; in het zuiden van het westelijke Middellandse Zeegebied via de Balkan, Klein-Azië en de Zwarte Zee tot de Kaukasus. De meest zuidoostelijke vangst was in Kazachstan. Naar het noorden tot Zuid-Scandinavië.
Benaming
- Engelse naam Spring Usher
- Duitse naam Weissgrauer Breitflügelspanner
- Franse naam l'Hibernie grisâtre
-
Synoniemen
Hybernia leucophaearia
Erannis leucophaearia
Hibernia leucophaearia
Hibernia nigricaria
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De kleine voorjaarsspanner vliegt van januari tot april. Deze is de kleinste van de voorjaarsspanners. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Agriopis: agrios is wild en ops, opos is het gezicht, vanwege de ruwe schubben die de voorkant bekleden.leucophaearia: leukophaios is witachtig grijs; vanwege de kleur van sommige individuen.
Auteursnaam en jaartal
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 14-17 mm. Het mannetje onderscheidt zich van verwante soorten door zijn geringere grootte. De voorvleugels hebben de vorm van een driehoek met afgeronde vleugelpunten en een flauwe knik in de voorrand. Het patroon op de vleugel is variabel (zie de verschillende foto's in het fotoalbum). De gekromde binnenste en de golvende buitenste dwarslijn zijn vaak donker gekleurd en steken duidelijk af tegen de wit- of bruinachtige ondergrond. Soms vormen deze lijnen de begrenzing van een donker wortelveld en een nagenoeg donker zoomveld. Bij sommige exemplaren is de hele voorvleugel effen donkerbruin; een zwart halvemaantje (dat bij de andere vormen deel uitmaakt van de buitenste dwarslijn) valt bij deze exemplaren op. Het vrouwtje is donkergrijs of zwartachtig en heeft slechts heel kleine vleugelstompjes.