Vliegtijd & gedrag
Twee, soms drie overlappende generaties van eind mei tot in november, na overwintering van de eerste mooie dag in februari of maart tot in mei. De vlinders voeden zich met nectar van verschillende soorten planten. De vlinders vertonen veel zwerfgedrag. Deze soort, die als vlinder overwintert, kan het hele jaar door worden waargenomen.
- Ga direct naar
- Levenscyclus
- Herkenning
- Foto's
- Habitat & Waardplanten
Verspreiding in Nederland
Trends
Onderstaande diagrammen tonen de veranderingen van de talrijkheid in de loop van de tijd. De gegevens zijn afkomstig uit het Landelijk Meetnet Vlinders (CBS / De Vlinderstichting) en de Nationale Databank Flora en Fauna.
Levenscyclus
Kleine vos
Rups: begin mei-eind september. Jonge rupsen leven in spinselnesten op de waardplant; deze spinselnesten zijn vaak gemakkelijk te vinden. Volwassen rupsen leven solitair en foerageren onbeschut. De eieren worden in groepen afgezet op onderkant van de bladeren van de waardplant. De soort overwintert als vlinder op vochtige en koele plaatsen in bomen en gebouwen.
ei-afzet
Het vrouwtje zet de eitjes bij voorkeur af op jonge brandnetels die groeien op open, zonnige plaatsen. Om een geschikte plant te vinden, gebruikt zij zintuigen die liggen op het onbehaarde gedeelte van haar voorste poten, de poetspoten. Ze zoekt in de namiddag een geschikte bos brandnetels uit waarop ze overnacht. De volgende ochtend blijft zij daar in de buurt en wisselt het zonnen af met korte vluchten. Zodra de temperatuur hoog genoeg is, wordt één groepje van enkele tientallen tot honderden eitjes afgezet op de onderzijde van een blad. Als het vrouwtje tijdens het leggen van de eitjes wordt verstoord, vliegt ze weg maar keert later terug om de afzet te voltooien.
rups en verpopping
De rupsen spinnen enkele bladeren samen waarin ze gezamenlijk leven. De grootte van de groep varieert van enkele tot honderden rupsen. Wanneer de plant is kaalgevreten, zoeken ze een andere - liefst jonge - brandnetel op. Pas in het laatste stadium leven de rupsen meer solitair. Rupsen zijn gevoelig voor vorst; vooral nachtvorst in mei kan veel slachtoffers maken. De rupsen verpoppen zich aan plantenstengels of aan muren.
vlinders
Op de eerste zonnige dag in het jaar, soms al in februari, komen de eerste vlinders te voorschijn. Ze voeden zich met nectar van diverse planten. De dichtheid is doorgaans gemiddeld, zo´n 12 tot 36 individuen per hectare.Het mannetje verdedigt vanaf het middaguur een territorium, meestal op een beschutte, zonnige plek in de buurt van een flinke bos brandnetels. Als na verloop van tijd geen vrouwtje is gepasseerd, zoekt hij een ander territorium. Gemiddeld bezet een mannetje twee verschillende territoria per dag en op sommige plaatsen kunnen vier tot zes mannetjes tegelijkertijd een territorium hebben.Een mannetje benadert ieder vliegend, donkergekleurd object. Hij verdrijft mannelijke soortgenoten, soms in een minutenlange spiraalvlucht en achtervolgt ieder vrouwtje. Een mannetje achtervolgt een vrouwtje net zo lang totdat ze gaat rusten. Deze achtervolging kan enkele uren duren terwijl ook andere mannetjes het vrouwtje achterna gaan. Als het vrouwtje uiteindelijk gaat zitten, neemt het mannetje achter haar plaats. Hij betast haar vleugels met zijn antennes.De paring gebeurt meestal aan de onderzijde van een brandnetelblad en duurt de hele nacht. Vlinders van de tweede generatie overwinteren op een koele en donkere plaats, zoals in gebouwen, holle bomen, holen of grotten. Voor de overwintering drinken ze eerst veel nectar om een grote energievoorraad op te bouwen.
Herkenning
Kenmerken vlinder
Voorvleugellengte: 22-25 mm. De bovenkant van de voorvleugel is roodbruin met een rij blauwe maanvlekken langs de achterrand. Langs de voorrand van de voorvleugel bevinden zich afwisselend enkele zwarte en lichte vlekken en in het middenveld liggen drie zwarte vlekken.
Kenmerken rups
Tot 22 mm; lichaam zwart met zeer fijne, witte stipjes en aan weerszijden twee gebroken lengtestrepen, waaronder het lichaam een purperachtig bruine kleur heeft; soms een aantal roodachtig bruine vlekjes tussen de gele lengtestrepen; sommige vormen zijn met geel overdekt; de doorns langs de rug en op de flanken zwart of geelachtig; kop zwart.
Gelijkende soorten vlinder
Zie de grote vos.
Foto's
Ei-afzet
Rups
Cocon
Vlinder
Museum
Habitat
Verspreiding
Zeldzaamheid
Een zeer algemene standvlinder die verspreid over het hele land voorkwam, maar de laatste jaren steeds meer beperkt raakt tot het noordwesten.
Mobiliteit
De kleine vos is een zeer mobiele vlinder die vele tientallen kilometers kan vliegen, ook over minder geschikt terrein. Hij is zelfs op lichtschepen gevonden en de grootste gemeten afstand die een kleine vos heeft gevlogen is 150 km.Ook wordt er wel eens trek waargenomen. In september 1991 bijvoorbeeld vlogen langs de kust bij Oostvoorne (Zuid-Holland) enkele tientallen vlinders per uur zuidwaarts en soms trekken vele duizenden vlinders vanuit het buitenland Nederland binnen.
Regionaal
In Nederland kan deze zeer algemene standvlinder overal worden gezien. Wel kent hij goede en slechte jaren, en in goede jaren kunnen zeker tien keer zoveel vlinders vliegen als in een slecht jaar. Vanaf 2015 worden in de zuidoostelijke helft van Nederland nog maar sporadische kleine vossen gezien, in het noorden en westen zijn ze vaker en meer aanwezig.
Europa
Op Europese schaal is de kleine vos niet bedreigd en over het algemeen is het voorkomen stabiel.
Mondiaal
De kleine vos komt voor in bijna heel Europa, van Zuid-Spanje tot Lapland en in het oosten tot in China en Japan.