Vliegtijd & gedrag
Half april-half oktober in twee generaties. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Kooluil
Rups: het hele jaar door aan te treffen, maar vooral van mei tot oktober. De rups foerageert ´s nachts en verbergt zich overdag dicht bij of in de grond. De soort overwintert meestal als pop in een cocon in de grond en soms als rups.

Ei-afzet

Rups

Cocon

Vlinder

Museum
Verspreiding
Heel Europa en via de gematigde zone tot Oost-Azië. De noordgrens: Scandinavië tot iets onder de poolcirkel; de zuidgrens: het Middellandse Zeegebied tot Voor- en Midden-Azië.
Benaming
- Engelse naam Cabbage Moth
- Duitse naam Kohleule
-
Franse naam
la Brassicaire
la Noctuelle du chou -
Synoniemen
Barathra brassicae
Hadena brassicae
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Koolsoorten zijn belangrijke waardplanten van deze soort. Zie verder bij 'toelichting wetenschappelijke naam' en de Engelse en Duitse soortnaam.Ook in tuinbouwkringen heet deze soort al decennia-lang kooluil. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Mamestra: volgens Treitschke is Mamestra de hoofdstad van Lesser Armenia en heeft deze naam verder geen enthomologische betekenis.brassicae: Brassica is het plantengeslacht kool dat inderdaad een aantal voedselplanten van de rups bevat.
Auteursnaam en jaartal
(Linnaeus, 1758)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 14-22 mm. Opvallend is de krijtwitte omtrek van de niervlek; onderaan de binnenrand van de niervlek liggen twee kleine witte vlekjes. Ook kenmerkend is de witachtige binnenrand van de golflijn met in het midden een witachtige W. De voorvleugel is doorgaans bruinachtig donkergrijs met lichtere bruine vlekken; soms is de grondkleur meer zwartachtig of juist lichter van kleur. Er is weinig variatie in tekening.