Vliegtijd & gedrag
Eind september-eind november in één generatie. De vlinders komen goed op licht, de vrouwtjes vaak vroeger op de avond dan de mannetjes.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Kromzitter
Rups: april-juli. De rups is vooral ´s nachts actief. De verpopping vindt plaats in een cocon diep in de grond. De eieren worden in kleine groepjes in een spleet of op een boomstam afgezet en overwinteren.

Ei-afzet

Rups

Vlinder
Verspreiding
In Europa vooral in het centrum. Naar het noorden tot Noord-Engeland, Denemarken, Zuid-Zweden, Oost-Pruisen (Königsberg) en Moskou. Naar het zuiden vooral in montane loofbossen, Noord-Spanje, de zuidrand van de Alpen, Midden-Italië en Noord-Griekenland. Naar het oosten Tukije, de Kaukasus en, voor zover wij weten, niet verder Azië in.
Benaming
- Engelse naam Sprawler
- Duitse naam Herbst-Rauhhaareule
-
Franse naam
la Noctuelle -Sphinx
la Noctuelle de Cassini -
Synoniemen
Brachionycha sphinx
Asteroscopus cassinia
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Kromzitter is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).De opgerichte houding van de rups in rust vormt de achtergrond van deze soortnaam. Meer over Nederlandse namen Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
sphinx: sphinx wijst waarschijnlijk op de bult van segment 8 van de rups; die bult doet denken aan de 'staartjes' van de rupsen van de Linnaeus familie Sphingidae. Ook wordt wel gewezen op de houding van de rups in rust; de naar achteren geheven kop maakt een raadselachtige indruk. De sphinx was ooit een monster die raadsels opgaf. Zie ook bij Sphinx ligustri. De plaats van deze soort in het hele vlindersysteem vormde een flink probleem maar daar heeft Hufnagel zich waarschijnlijk niet druk om gemaakt. Hier wil ik ook nog even wijzen op het synoniem cassinia (D & S, 1775); cassinia kwam van Dominic Cassini, een groot Italiaans sterrenkundige; ook de rups kijkt dromend naar de sterrenhemel als hij zijn kop heeft geheven.
Auteursnaam en jaartal
(Hufnagel, 1766)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 17- 22 mm. Deze uil heeft een karakteristiek uiterlijk door het forse, sterk behaarde borststuk en de streperige brede voorvleugel. De grondkleur van de voorvleugel is doorgaans lichtgrijs of bruinachtig staalgrijs; sommige exemplaren zijn meer olijfkleurig bruin. De lange zwarte streep in het wortelveld is altijd goed zichtbaar en in het zoomveld bevindt zich een lichte, diep zigzaggende golflijn. Er is weinig variatie. Het mannetje heeft geveerde antennen.