Vliegtijd & gedrag
Half april-half september in twee generaties. De vlinders vliegen vanaf de schemering en komen op licht; overdag kunnen ze opgejaagd worden van de takken van de waardplant.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Lariksdwergspanner
Rups: juni-oktober. De soort overwintert als pop in de strooisellaag.

Vlinder
Verspreiding
Van de Britse eilanden via West- en Midden-Europa tot Siberië, Kamtsjatka en het Amoergebied, ook Mongolië, Korea en Japan; in het zuiden: van Spanje en Italië tot de Balkan, in het noorden tot Midden-Scandinavië. Ook in Noord-Amerika.
Benaming
- Engelse naam Larch Pug
- Duitse naam Lärchen-Blütenspanner
- Franse naam l'Eupithécie du mélèze
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.De Europese lork is de belangrijkste waardplant van deze dwergspanner. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.Lariciata: Larix decidua is de europese lork, de waardplant van deze soort.
Auteursnaam en jaartal
(Freyer, 1841)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 10-12 mm. De voorvleugel van deze dwergspanner is vrij spits en heeft een duidelijk patroon van vele dwarslijnen. De belangrijkste hiervan is de middelste dwarslijn, die om de vrij kleine middenstip buigt en een haakse hoek maakt. De buitenste lichte dwarsband op de voorvleugel maakt bij de voorrand een vrij scherpe zigzagslinger. Op de bovenkant van het borststuk ligt een wit vlekje, dat echter niet altijd zichtbaar is. Melanistische exemplaren zijn uiterlijk meestal niet van melanistische vormen van andere soorten te onderscheiden; voor een zekere determinatie is in dat geval genitaliënonderzoek nodig.