Vliegtijd & gedrag
Januari-begin april in één generatie. De mannetjes vliegen vanaf de schemering; ´s nachts kunnen ze op kale takken van de waardplant worden gevonden, soms parend met een vrouwtje.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Late meidoornspanner
Rups: vooral in juni. De soort overwintert als pop.

Ei-afzet

Rups

Vlinder
Verspreiding
Van West-Europa en Zuid-Scandinavië tot Noord-Italië en in het oosten tot in Zuid-Rusland en West-Azië (Trans-Kaukasië).
Benaming
- Engelse naam Early Moth
- Duitse naam Später Schlehenbusch-Winterspanner
- Franse naam la Phalène chamoisée
-
Synoniemen
Hybernia rupicapraria
Hibernia rupicapraria
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Theria primaria en Theria rupicapraria zijn nauwelijks te onderscheiden dubbelsoorten. Ook in de Nederlandse namen is dat tot uitdrukking gebracht: meidoornspanner en late meidoornspanner. Rupicapraria zou in ons land ongeveer een maand later vliegen dan primaria.Voor beide soorten is meidoorn een belangrijke waardplant. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Theria: thereios is van wilde beesten, omdat in dit genus ook rupicapraria is opgenomen, vernoemd naar een wilde geit.rupicapraria: rupicapra is een gems, verwijzend naar overeenkomstige kleur.
Auteursnaam en jaartal
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Deze soort lijkt sterk op de meidoornspanner (T. primaria) maar geeft een helderder indruk. Het middenveld steekt duidelijk en donker af tegen de aangrenzende velden en vormt daardoor een band. De centrale dwarslijnen die deze middenband afgrenzen lopen sterk naar elkaar toe in de richting van de binnenrand van de vleugel waardoor de band zich daar sterk versmalt. De middenvlek is langwerpig van vorm en heeft soms een lichte kern. De vleugels van het vrouwtje zijn gereduceerd tot bruine hoekige stompjes, die hooguit half zo lang zijn als het achterlijf. Ze hebben een smal scherp afgelijnd donkerbruin, bijna zwart dwarsbandje dat meestal, op een onregelmatige manier, smaller toe loopt in de richting van de binnenrand van de vleugel.