Vliegtijd & gedrag
Begin mei-eind september in twee, meestal drie generaties. De vlinders komen op licht en worden overdag vaak opgejaagd uit lage vegetatie.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Lieveling
Rups: het hele jaar waar te nemen. De rups overwintert en verpopt zich in het voorjaar in de strooisellaag.

Rups

Cocon

Vlinder

Museum
Verspreiding
Noord-Afrika, het Iberisch Schiereiland, de Middellandse Zee, Italië, de Balkan, Klein-Azië en Toerkmenistan. Naar het noorden West- en Midden-Europa inclusief de Britse eilanden, Scandinavië, de Baltische landen tot Rusland. Verder naar het oosten tot Japan; daar gemengd met de soorten T. recompta (Prout, 1930) en T. paralias (Prout, 1954) (Kaila & Albrecht 1994).
Benaming
- Engelse naam Blood-vein
- Duitse naam Ampferspanner
-
Franse naam
la Timandre aimée
le Talisman
l'Anguleuse -
Synoniemen
Timandra comai
Timandra griseata
Timandra amata
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Linnaeus heeft aan deze spanner de soortnaam amata ( lieveling) toegekend. Lieveling is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw). Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Timandra: Timandra is de dochter van Tyndareus en Leda en de zus van Clytemnestra.
Auteursnaam en jaartal
Schmidt, 1931
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 15-18 mm. Gemakkelijk te herkennen aan de rozerode of roodachtig bruine diagonale lijn die vanuit de vleugelpunt schuin over de voorvleugel naar de binnenrand loopt en doorloopt over de achtervleugel. Ook de helder rozerode achterrand van de vleugels is kenmerkend. De grondkleur van de vleugels is roomkleurig bruin met een variabele zeer fijne donkere spikkeling. De achtervleugel heeft halverwege de achterrand een duidelijke punt. De rozerode tinten kunnen in de loop van de vliegtijd verbleken waardoor het bruin gaat overheersen; de tekening varieert weinig. Zeer zelden worden donkerbruine of purperachtig zwarte exemplaren waargenomen. Exemplaren van de eerste generatie zijn groter dan die van de tweede generatie; vlinders van de derde generatie zijn witter met een grovere spikkeling.