Vliegtijd & gedrag
Half mei-half oktober in twee generaties; de tweede generatie (augustus-oktober) is partieel. De vlinders vliegen vanaf de schemering en komen zowel op licht als op smeer. Overdag zijn de vlinders gemakkelijk op te jagen uit de vegetatie.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Lijnsnuituil
Rups: juli-april. De rups leeft tussen afgevallen bladeren en overwintert in een losse cocon in de strooisellaag, waarin in het voorjaar de verpopping plaatsvindt.

Rups

Cocon

Vlinder
Verspreiding
Van West-Europa tot de Altaj en Oost-China. De Middellandse zee vormt in Europa de zuidgrens. Naar het noorden tot Ierland, Zuid-Schotland en zuidelijk Scandinavië en verder op gelijke breedte tot de Oeral.
Benaming
- Engelse naam Fan-foot
- Duitse naam Laubgehölz-Spannereule
- Franse naam l'Herminie de la vigne-blanche
-
Synoniemen
Zanclognatha tarsipennalis
Polypogon tarsipennalis
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De snuituilen hebben opvallend naar voren uitstekende palpen (de snuit) op de kop van de vlinder.De strakke lijn aan de buitenkant van de vleugel is kenmerkend. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
tarsipennalis: tarsus is een deel van een poot en penna is een veer; wijzend op de uitstulpbare haarplukjes op de poten van de mannen.
Auteursnaam en jaartal
Treitschke, 1835
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 13-16 mm. Deze snuituil heeft een tamelijk effen, soms iets grijsachtige, bruine voorvleugel met een zeer fijne bestuiving en drie donkere dwarslijnen. De binnenste dwarslijn is licht gebogen en maakt bij de voorrand een vrij sterke buiging in de richting van de vleugelwortel, de buitenste dwarslijn heeft de vorm van een vraagteken en de golflijn is recht en eindigt vrij ver van de vleugelpunt. De middenvlek is zichtbaar als een klein smal donker gebogen streepje en de franjelijn bestaat uit kleine zwartachtige streepjes. Op de antennen van het mannetje is halverwege een klein bobbeltje aanwezig; om dit te zien is een loep noodzakelijk. Evenals de andere snuituilen heeft deze soort een opvallende 'snuit', gevormd door de lange palpen.