Vliegtijd & gedrag
Begin mei-eind juni in één generatie. De vlinders leven hoog in de boomkruinen en komen slecht op licht.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Lindedwergspanner
Rups: juni-begin augustus. De rups leeft op de bloeiwijze en de zaden van de waardplant. De soort overwintert als pop in een cocon in de strooisellaag.

Vlinder
Verspreiding
Het Iberisch Schiereiland, Frankrijk en Engeland in het westen, in het oosten via de Baltische staten en Rusland tot de Oeral; in het noorden tot Zuid-Scandinavië en in het zuiden tot de zuidrand van de Alpen. Zuidoostelijk Bulgarije, Oekraïne, de Krim, de Kaukasus en Armenië
Benaming
- Engelse naam Pauper Pug
- Duitse naam Linden-Blütenspanner
- Franse naam l'Eupithécie du tilleul
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.Linde is de enige waardplant van deze dwergspanner. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.Egenaria: egenus is arm, behoeftig; een dwergspanner met nauwelijks enige tekening.
Auteursnaam en jaartal
Herrich-Schäffer, 1848
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 11-13 mm. Deze vrij grote dwergspanner is grijs van kleur en heeft geen uitgesproken krachtige tekening. Bij verse exemplaren is het patroon van dubbele centrale dwarslijnen goed zichtbaar. Het daardoor omsloten middenveld op de voorvleugel is vaak iets donkerder dan de grondkleur. Karakteristiek is de buitenste dwarslijn: deze buigt vlak voor de voorrand van de vleugel sterk naar binnen en vormt dan een scherpe punt die naar binnen wijst, waarna de lijn weer terug buigt naar de voorrand. Een dergelijke scherpe bocht komt bij andere grijze Eupithecia-soorten niet voor; bij afgevlogen exemplaren is dit kenmerk echter niet of nauwelijks zichtbaar. De vleugelzoom is altijd donkerder van kleur dan de grondkleur en bevat een tamelijk duidelijke lichte golflijn. De uit streepjes bestaande franjelijn is duidelijk zichtbaar. De zwarte middenstip is langwerpig van vorm.