Vliegtijd & gedrag
Eind juni-eind oktober in één generatie. De vlinders komen op licht en zwerven daarbij soms ver van het leefgebied vandaan. De vlinders nemen geen voedsel op.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Lisdoddeboorder
Rups: april-juli. De rups leeft in de stengel van de waardplant, eerst bovenin en later dieper naar beneden. Tijdens de groei wisselt de rups diverse malen van plant en laat daarbij opvallende gaten achter in de stengels. De verpopping vindt plaats met de kop naar beneden in de stengel van de laatste plant waarin hij gefoerageerd heeft of in een dode stengel. De soort overwintert als ei.

Rups

Cocon

Vlinder
Verspreiding
Noord-Afrika (Marokko, Egypte), Europa (noordelijk tot Schotland en Midden-Scandinavië), Voor-Azië en Midden-Azië. In Zuid-Europa alleen zeer lokaal, maar bij gericht zoeken zal het voorkomen talrijker blijken te zijn (Hacker, 1989).
Benaming
- Engelse naam Bulrush Wainscot
- Duitse naam Rohrkolbeneule
- Franse naam la Noctuelle de la massette
- Oud Nederlandse naam rietuil
-
Synoniemen
Phragmitiphila typhae
Nonagria arundinis
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De rupsen van veel uiltjes dringen door in de stengel van planten; ze eten en groeien daar.Van deze soort zijn grote en kleine lisdodde de waardplanten. De Latijnse naam wijst ook op deze plantensoort. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Nonagria: Nonagria is een oude naam voor het eiland Andros in de Egeïsche zee. Treitschke die met Ochsenheimer samenwerkte, geeft deze uitleg en het is geheel in stijl met de gewoonte van de laatste om voor genusnamen aardrijkskundige plaatsen te gebruiken.typhae: Typha latifolia is grote lisdodde, de voedselplant van de rups.
Auteursnaam en jaartal
(Thunberg, 1784)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 18-24 mm. De voorrand en de achterrand van de brede voorvleugel vormen een vrijwel rechte hoek; de vleugelpunt is bij het mannetje iets scherper dan bij het vrouwtje. Op de tamelijk effen voorvleugel vallen de lichte aders op, waarop en waarlangs een zwartachtige spikkeling te zien is; langs de hoofdader is daardoor een duidelijke donkere veeg zichtbaar. In het zoomveld zijn de lichte aders donker omzoomd en daartussen liggen zeer kleine zwartachtige pijlvlekjes; ook de halvemaanvormige vlekjes of streepjes van de franjelijn zijn goed zichtbaar. Het mannetje heeft een roodachtig bruine grondkleur; het duidelijk grotere vrouwtje is licht strokleurig, soms met een donkerdere grijsachtige tint. Soms komen donkerbruine tot zwartachtige exemplaren voor met minder opvallende, voornamelijk donkere aders en relatief weinig tekening; bij deze vlinders vallen de drie lichte vlekjes langs de voorrand dicht bij de vleugelpunt op, evenals de serie lichte vlekjes in de franje.