Vliegtijd & gedrag
Eind april-eind juni in één generatie. De vlinders vliegen vanaf de late namiddag en komen op licht.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Loofboomdwergspanner
Rups: juni-oktober. De soort overwintert als pop in de strooisellaag.

Vlinder
Verspreiding
In Midden- en Noord-Europa wijdverbreid; in het westen tot de Britse eilanden in het oosten tot het Amoergebied. Noord-Zuid: van Noord-Scandinavië tot de zuidrand van de Alpen en zuidwestelijk tot Corsica.
Benaming
- Engelse naam Mottled Pug
- Duitse naam Hecken-Blütenspanner
- Franse naam l'Eupithécie dwe l'aubépine
- Synoniemen Tephroclystia exiguata
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.De rups van deze dwergspanner leeft op diverse loofboomsoorten. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.Exiguata: exiguus is bijzonder klein. Niet klein binnen de dwegspanners maar wel klein binnen het genus waar Hübner deze vlinder inplaatste nl. Geometra.
Auteursnaam en jaartal
(Hübner, 1813)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 11-12 mm. De enigszins spitse voorvleugel heeft een gebogen, enigszins S-vormige voorrand en een grijsachtige grondkleur. De zwarte middenstip is niet groot maar wel duidelijk en vaak enigszins langwerpig van vorm. Aan de buitenrand van de middenband bevinden zich vijf zwarte pijlvlekjes van gelijke lengte, die naar binnen wijzen in de richting van de middenstip. De buitenrand van de middenband maakt vlak voor de voorrand van de vleugel een duidelijke S-bocht; vanuit de lichte dwarsband daarnaast steken twee lichte strokleurige uitsteeksels in de richting van de achterrand van de vleugel.