Vliegtijd & gedrag
Voornamelijk januari-maart in één generatie. De mannetjes vliegen vanaf de schemering; ´s nachts kunnen ze op kale takken van de waardplant worden gevonden, soms parend met een vrouwtje, en op allerlei andere struiken in de nabije omgeving van de waardplant (o.a. braam).
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Meidoornspanner
Rups: april-mei. De soort overwintert als pop in de grond.

Rups

Vlinder
Verspreiding
Het tot nu toe bekende areaal: delen van Noordwest- en West-Europa (Engeland, Frankrijk, Benelux, Denemarken) via Midden-Europa (Duisland, Zwitserland, Oostenrijk) tot in het zuiden in de Alpen, de Haute Provence.
Benaming
- Engelse naam Early Moth
- Duitse naam Früher Schlehenbusch-Winterspanner
- Franse naam la Phalène précoce
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Theria primaria en Theria rupicapraria zijn nauwelijks te onderscheiden dubbelsoorten. Ook in de Nederlandse namen is dat tot uitdrukking gebracht: meidoornspanner en late meidoornspanner. Rupicapraria zou in ons land ongeveer een maand later vliegen dan primaria. Voor beide soorten is meidoorn een belangrijke waardplant. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Theria: thereios is van wilde beesten, omdat in dit genus ook rupicapraria is opgenomen, vernoemd naar een wilde geit.primaria: primarius is van de eerste, hier het eerste deel van het jaar, de vliegtijd ligt in het vroege voorjaar.
Auteursnaam en jaartal
(Haworth, 1809)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 14-17 mm. Het mannetje is bruin, soms met een roze tint. De voorvleugel heeft een afgeronde punt en een donkere centrale vlek in een middenband die begrensd wordt door twee licht gegolfde dwarslijnen, waarvan vooral de buitenste goed zichtbaar is. De middenband heeft ongeveer dezelfde kleur als de grondkleur van de vleugel. De achtervleugel is bruinachtig wit en heeft een duidelijke middenvlek. De vleugels van het vrouwtje zijn gereduceerd tot bruine hoekige stompjes met een lengte van 3/5 deel van het achterlijf en hebben een breed, onduidelijk afgelijnd donkerbruin dwarsbandje. Het vrouwtje is daarmee te onderscheiden van vrijwel alle andere vrouwtjes met (sterk) gereduceerde vleugels.