Vliegtijd & gedrag
Half mei-half juli in één generatie. Het mannetje komt op licht, het vrouwtje is bij warm weer soms aan het eind van de middag actief.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Moerasspirea-uil
Rups: juni-april. De volgroeide rups overwintert in een stevig spinsel op of in de grond. In het voorjaar is de rups nog een korte periode actief en in april vindt de verpopping plaats in een cocon op of in de strooisellaag.

Vlinder
Verspreiding
In Europa van Midden-Spanje, Zuid-Italië en Joegoslavisch Macedonië in het zuiden tot Zuidoost-Engeland, Midden-Noorwegen, Noord-Zweden, Noord-Finland en Karelië in het noorden maar meestal zeer lokaal. In Azië: de Kaukasus, de Oeral, Midden- en Noord-Azië, Siberië, Mongolië tot Kamtsjatka en Japan.
Benaming
- Engelse naam Marsh Moth
- Duitse naam Wiesen-Staubeule
- Franse naam l'Hydrille des marais
-
Synoniemen
Hydrilla pallustris
Hydrilla palustris
Athetis palustris
Hydrillula palustris
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Moerasspirea is een belangrijke waardplant van deze uil. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Athetis: athetos is zonder vaste woon- of verblijfplaats; een afwijkend genus waar moeizaam een plekje voor gevonden kon worden in de hele systematiek.pallustris: een schrijffout van palustris is behorend bij het moeras, naar de habitat van dit genus.
Auteursnaam en jaartal
(Hübner, 1808)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: ♂ 15-16 mm, ♀ 9-11 mm. Het mannetje van deze uil heeft een relatief smalle en afgeronde vleugel met een reebruine tot grijsachtige grondkleur. De niervlek en de enigszins langwerpige ringvlek zijn klein, donker en goed zichtbaar. Het vrouwtje is veel kleiner en heeft een donkerbruine voorvleugel met een bij de vleugelwortel sterk gebogen voorrand. De niervlek is goed zichtbaar, maar de ringvlek is vaag of afwezig. Zowel het mannetje als het vrouwtje hebben een kenmerkende manier van voortbewegen. Het mannetje is opvallend licht gebouwd en komt stuntelig fladderend op licht aanvliegen; het vrouwtje kan nauwelijks vliegen, maar wel snel lopen, ongeveer op dezelfde manier als een kever.