Vliegtijd & gedrag
Begin oktober-begin december in één generatie. De vrouwtjes kunnen worden gevonden door ´s morgens stammen af te zoeken. De mannetjes komen soms in grote aantallen op licht en zijn overdag vaak op bomen of muren in de buurt van een lichtbron te vinden.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Najaarsspanner
Rups: april-juni. De rups lijkt sterk op die van de grote voorjaarsspanner (Agriopis marginaria) en is alleen van die soort te onderscheiden door de langere haren. De soort overwintert als ei op de waardplant.

Rups

Vlinder
Verspreiding
Van Spanje door Midden-Europa tot Rusland; in het zuiden: van het westelijke Middellandse Zeegebied via de Zwarte Zee tot de Kaukasus, in het noorden tot Midden-Scandinavië.
Benaming
- Engelse naam Scarce Umber
- Duitse naam Orangegelber Breitflügelspanner
- Franse naam l'Hibernie orangée
-
Synoniemen
Hybernia aurantiaria
Erannis aurantiaria
Hibernia aurantiaria
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De najaarsspanner vliegt in oktober,november en december. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Agriopis: agrios is wild en ops, opos is het gezicht, vanwege de ruwe schubben die de voorkant bekleden.aurantiaria: aurum is goud en antiae is het haar dat op het voorhoofd groeit, vanwege de goudoranje kleur van de kop en van de vleugels.
Auteursnaam en jaartal
(Hübner, 1799)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 17-21 mm. Het mannetje heeft een oranjegele voorvleugel met een warme goudachtige gloed. De vrij rechte buitenste dwarslijn vertoont een opvallende, maar ondiepe dubbele knik. Tussen de duidelijke donkere dwarslijnen ligt vaak een middenvlek en rond deze lijnen ligt een variabele hoeveelheid grijsbruine vlekjes en stipjes. Het lichaam van het vleugelloze vrouwtje is donkerbruin. De duidelijk aanwezige vleugelstompjes zijn ook donkerbruin en hebben gewoonlijk elk twee zwarte banden.