Vliegtijd & gedrag
Mei-begin oktober in twee generaties. De vlinders komen op licht en bezoeken bloemen.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Ni-uil
Rups: juni-mei in twee generaties. De soort overwintert als rups.

Vlinder
Verspreiding
Een echte kosmopoliet. Tropen en subtropen over de hele aarde (Azië, Afrika, Australië, Amerika) en in de gematigde zones als trekvlinder. In Europa standvlinder in het zuidelijke Middellandse zeegebied. Nog frequent gesignaleerd in de Pyreneeën, de Alpen en de Karpaten. Meer naar het noorden kan ni de winters niet doorstaan. In veel jaren in Midden- en Noord-Europa (Midden-Engeland, Denemarken en Zuid-Finland) alleen door trekbewegingen.
Benaming
- Engelse naam Ni Moth
- Franse naam le Ni
- Synoniemen Plusia ni
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Voor een verklaring van de soortnaam ni zie bij 'toelichting wetenschappelijke naam'. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Trichoplusia: thrix, trikhos is haar. Het is dus een harige Plusia, zie verder bij dat genus. Deze soort heeft flinke haarplukken op het abdomen.ni: ni bestaat uit een nu en een iota; de niervlek lijkt opgebouwd uit deze twee Griekse letters.
Auteursnaam en jaartal
(Hübner, 1803)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 15-17 mm. Net als de verwante soorten houdt deze uil in rust de vleugels dakvormig omhoog. Op de bovenkant van het borststuk bevindt zich een opvallende kuif en verder naar achteren is een kleiner kuifje zichtbaar. Deze uil heeft een enigszins ruw aandoende, bruinachtig grijze of grijsachtig bruine voorvleugel met een paarsachtige tint. Midden op de voorvleugel bevindt zich een meestal in tweeën gedeelde zilverkleurige vlek, waarvan het gedeelte dat het dichtst bij de voorrand ligt witgerand is en de vorm heeft van een ingesnoerde n of soms een onvolledige 8. Deze witte omranding lijkt zich min of meer schuin in de richting van de voorrand voort te zetten. In de binnenrandhoek is een vaak onopvallende, lichte of witachtige vlek zichtbaar.