Vliegtijd & gedrag
Eind mei-half augustus in één generatie. De vlinders zijn overdag actief en bezoeken bloemen.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Phegeavlinder
Rups: augustus-mei. De soort overwintert als rups.

Rups

Cocon

Vlinder
Verspreiding
Een Midden- en Zuid-Europese soort, oostelijk in Klein-Azië en door Siberië tot aan het Altajgebergte. Ontbreekt in Engeland en Zuid-Italië. In Spanje alleen aan de zuidkant van de Pyreneeën. In het zuidoosten van het areaal is verwisseling mogelijk met Amata kruegeri (Ragusa, 1904). Deze heeft grotere witte vlekken op de achtervleugel en vliegt in de Franse Alpen, de zuidelijke Alpen, Italië met inbegrip van Sicilië en een deel van de Balkan. Beperkt tot Zuid-Italië is er ook nog Amata marjana (Stauder, 1913). Met eveneens grotere witte vlekken, zowel op de voor- als de achtervleugel. De soorten zijn eigenlijk alleen goed te determineren aan de hand van de genitaliën.
Benaming
- Duitse naam Weißfleckwidderchen
- Franse naam le Sphinx du pissenlit
-
Oud Nederlandse naam
melkdrupje
witgevlekte bloedvlekvlinder - Synoniemen Syntomis phegea
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Phegeavlinder is een reeds lang gebruikte naam in tuinbouwkringen Zie ook 'toelichting wetenschappelijke naam'. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
phegea: Phegea is de dochter van Phegeus, koning van Psophos in Arcadië.
Auteursnaam en jaartal
(Linnaeus, 1758)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 18-22 mm. Zowel de voor- als de achtervleugel is inktkleurig blauwzwart met enkele halfdoorschijnende witte vlekken. Op het achterlijf bevinden zich één of twee gele banden en de antennen hebben witte uiteinden.