Vliegtijd & gedrag
Half juni-eind augustus in één generatie. De vlinders komen op smeer en in mindere mate op licht.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Pijpenstro-uil
Rups: augustus-mei. Jonge rupsen zitten in het najaar in de bloeiwijzen van de waardplant en kunnen daar gemakkelijk uit geklopt worden. Oudere rupsen zitten diep verscholen in de pollen van pijpenstrootje.

Vlinder
Verspreiding
Europa tot Voor-Azië en een geïsoleerd voorkomen in Oost-Azië (China, Korea, Japan). In Noord-Europa een deelareaal bestaande uit België, Nederland, Noord-Duitsland en Denemarken, zuidelijk van de Harz tot Kottenforst bij Bonn. Het zuidelijke deelareaal omvat Noord-Spanje, de Pyreneeën, de Alpen en meerdere middelgebergtes (Schwarzwald, Keuperbergland, Odenwald en Pfälzer Wald) tot Hongarije, Slovenië, Bosnië, Bulgarije, de Zuid-Karpaten en Noord-Turkije. De afstand tussen beide deelarealen is slechts 200 km en soms komt aquila ook in deze tussenzone wel voor. Het is dan ook twijfelachtig of deze opsplitsing wel gehandhaafd kan blijven (Meier 1989).
Benaming
- Duitse naam Dunkle Pfeifengras-Grasbüscheleule
-
Synoniemen
Hadena funerea
Luperina funerea
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Pijpenstrootje is de (enige) waardplant van deze soort. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Apamea: apamea is de naam van een stad in Klein-Azië waar Theodorus, een van de oude kerkvaders woonde; verder zonder enthomologische betekenis. Auteurs gebruikten wel vaker namen van steden in Klein-Azië en telkens met een kerkelijke achtergrond en zonder verdere enthomologische betekenis: Thyatira (Ochsenheimer) en nicaea (Prunner). Antiochus de Grote tekende in Apamea een vredesovereenkomst met de Romeinen (88 v.Ch) na de verloren slag bij Magnesia.
Auteursnaam en jaartal
Donzel, 1837
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 18-19 mm. De relatief brede voorvleugel is zwartachtig donkerbruin met een duidelijke tekening; in tegenstelling tot veel andere Apamea-soorten is deze uil nooit bont getekend. In het wortelveld bevindt zich een zwarte schouderstreep. De niervlek is witachtig en de ringvlek is zwart omrand; kenmerkend is dat de zwarte omranding van de verticaal, langgerekte ringvlek vaak tot tegen de niervlek loopt of ermee verbonden is. In het zoomveld is vaag een lichte onregelmatig golvende golflijn zichtbaar; de zoom aan de buitenzijde ervan is nooit verdonkerd. De achterrand van de voorvleugel is enigszins geschulpt.