Vliegtijd & gedrag
Half juli-eind oktober in één generatie. De vlinders komen op smeer en op bloedende bomen; ze worden geregeld op licht aangetroffen en bezoeken bloemen van de vlinderstruik. Overdag verbergen ze zich in holle bomen, achter schors, in nestkasten of in gebouwen, vaak met meerdere exemplaren bij elkaar en soms samen met exemplaren van Amphipyra berbera.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Piramidevlinder
Rups: april-juni. In tegenstelling tot de vlinders zijn de rupsen gemakkelijk te onderscheiden van die van Amphipyra berbera doordat de zijlijn onderbroken is en het puntje op het laatste segment geel gekleurd is. De verpopping vindt plaats in een cocon in de strooisellaag of in de grond. De soort overwintert als ei in een bastspleet.

Ei-afzet

Rups

Cocon

Vlinder
Verspreiding
Heel Europa van de Middellandse Zee tot Noord-Ierland, Noord-Engeland, Zuid-Noorwegen, Midden-Zweden en Zuid-Finland. Naar het oosten Voor-Azië (zuidelijk tot Libanin en Irak), Midden-Azië tot Noordoost-China, Korea, de Koerilen en Japan. In dit oostelijke gebied moet waarschijnlijk met onnauwkeurigheden rekening worden gehouden i.v.m. gelijkende soorten als A. berbera, A. strigata (Fletcher, 1968) en A. monolitha (Guenée, 1852). Aan de hand van materiaal uit Zuid-Italië en Sicilië treedt hier ssp. cuprior (Fletcher, 1968) naar voren; de kleur van de achtervleugel zou een diepere koperkleur hebben.
Benaming
- Engelse naam Copper Underwing
- Duitse naam Pyramideneule
-
Franse naam
la Pyramide
la Noctuelle du noyer - Oud Nederlandse naam koperuiltje
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Piramidevlinder is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).De piramide is te vinden achterop het lijf van de rups, daar zit een kenmerkende puntvormige uitbouw. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Amphipyra: amphi is rond en pur is het vuur. Pickard en Treitschke vinden dat hiermee wordt aangeduid dat de vlinders op licht af komen. Spuler denkt dat het te maken heeft met de koperkleur van de achtervleugels.pyramidea: pyramis is piramide, naar de conische bubbel op segment 8 van de rups. Linnaeus omschrijft deze met 'conico-gibba', conisch uitsteeksel.
Auteursnaam en jaartal
(Linnaeus, 1758)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 21-26 mm. De voorvleugel van deze forse uil, die uiterlijk zeer moeilijk te onderscheiden is van de schijn-piramidevlinder (A. berbera), heeft een bruine of bruinachtig grijze grondkleur met een donkere middenschaduw. Deze middenschaduw reikt soms bijna tot aan de lichte buitenste dwarslijn, die daardoor extra helder afsteekt. Ook de lichte ringvlek met de donkere kern valt doorgaans goed op. De binnenste dwarslijn is grof getand en eindigt bij de binnenrand van de vleugel in twee duidelijke V-vormige tanden. De buitenste dwarslijn is soms witter dan de binnenste. Aan de binnenzijde van de golflijn bevinden zich zwarte pijlvlekken. De bovenzijde van de achtervleugel is koperkleurig; de onderzijde is bij de binnenrandhoek eveneens koperkleurig en verder vooral strokleurig. Soms komen donkerbruine vlinders voor; deze hebben echter wel een lichte tekening. Het achterlijf is aan de basis meestal lichter gekleurd dan aan het uiteinde. De palpen zijn vanaf de voorkant bekeken langs de zijkanten donker en daartussen bevindt zich een lichte strook die over de onderzijde van alle segmenten loopt (zie de extra opmerking bij Meer over gelijkende soorten).