Vliegtijd & gedrag
Half juni-eind augustus in één generatie. De mannetjes komen op licht, maar vliegen ook overdag. De vrouwtjes kunnen nauwelijks vliegen en blijven in de buurt van de cocon.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Plakker
Rups: april-juni. Soms laat de jonge rups zich door middel van spindraden met de wind meevoeren en kan zich zo kilometers verspreiden. De rups verpopt zich in een spinsel tegen de schors, tussen de bladeren of in de strooisellaag. De soort overwintert als ei in legsels op de schors, een tak of een blad van de waardplant. De eieren worden afgedekt met haren van het achterlijf van het vrouwtje. Soms komen eitjes nog hetzelfde jaar uit, maar de uitgekomen rupsjes kunnen niet overwinteren. Mannelijke rupsen hebben 5 larvale stadia en vrouwelijke rupsen 6 larvale stadia (Leonard, 1966). Hierdoor worden vrouwelijke poppen en vlinders groter dan mannelijke.

Ei-afzet

Rups

Cocon

Vlinder
Verspreiding
Van Noord-Afrika (de Middellandse Zeekust) en het Iberisch schiereiland via West-Europa, inclusief Engeland, en via Zuid- en Midden-Europa oostwaarts tot Japan. In het zuiden van het Middellandse Zeegebied tot Voor-Azië. Naar het noorden tot Zuid-Scandinavië. In Noord-Amerika werd L. dispar (vroeger ook bekend als Gypsy Moth) in 1868 geïmporteerd en is daar een invasieve soort die regelmatig een plaag vormt.
Benaming
- Engelse naam Spongy moth
- Duitse naam Schwammspinner
-
Franse naam
le Disparate
le Bombyx disparate
la Spongieuse -
Oud Nederlandse naam
hebreeuwse lettervlinder
plakuil
reschvlinder
stamuil -
Synoniemen
Ocneria dispar
Liparis dispar
Gypsy Moth
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Plakker is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders'.Het vrouwtje plakt haar eieren als een plakkaat tegen de schors van een boomstam. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Lymantria: lumanter is een verkwister, een vernietiger, naar de pest-soorten zoals L. dispar, die in dit genus zijn opgenomen.dispar: dispar is niet eender, naar de sexuele dimorfie, het mannetje heeft een bruine grondkleur en het vrouwtje een witte. Er is ook grootteverschil maar Linnaeus vermeldt alleen de kleur.
Auteursnaam en jaartal
(Linnaeus, 1758)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: ♂ 18-24 mm, ♀ 28-35 mm. Het mannetje heeft een brede donkere grijsbruine voorvleugel, soms met wat lichtere zones. Over de voorvleugel lopen enkele golvende donkere dwarslijnen. In het middenveld bevinden zich een zwartachtige middenstip en een zwarte, omgekeerde V-vormige vlek. Het roomwit gekleurde vrouwtje heeft een soortgelijke tekening als het mannetje; de dwarslijnen steken altijd duidelijk af. Het vrouwtje is groter en heeft een stomp achterlijf met een donkerbruin uiteinde.