Vliegtijd & gedrag
Begin augustus-eind oktober in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken overrijpe bramen en ander fruit.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Populierengouduil
Rups: april-juni. De rups leeft eerst in de katjes van de waardplant en laat zich daarmee op de grond vallen; oudere rupsen eten daarna van de bladeren van kruidachtige planten. De rups is vooral ´s nachts actief. Als de rups volgroeid is graaft hij zich in om zich ongeveer zes weken later ondergronds te verpoppen. De soort overwintert als ei op een tak van de waardplant.

Vlinder
Verspreiding
Van Noordwest-Afrika (Marokko) door Europa noordelijk tot Zuidoost-Engeland, Denemarken, Zuid-Zweden en Moskou. In het zuiden niet in Griekenland, wel in Voor-Azië tot Libanon.
Benaming
- Engelse naam Pale-lemon Sallow
- Duitse naam Pappel-Gelbeule
- Franse naam la Xanthie canelle
-
Synoniemen
Cirrhia ocellaris
Xanthia palleago
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De gouduilen hebben een geelachtige (gouden) grondkleur.De populier is een belangrijke plant voor de ontwikkeling van de rups van deze soort. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Xanthia: xanthos is geel, naar de overwegend geelachtige kleuren van de soorten binnen dit genus. Ochsenheimer nam deze naam over uit Hübner's Tentamen (1806).ocellaris: ocellus is een oogje, naar de witte 'pupil' in de niervlek.
Auteursnaam en jaartal
(Borkhausen, 1792)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 18-19 mm. De voorvleugel heeft een hoekige vleugelpunt met een scherp uitstekend puntje. De vleugel is meestal gelijkmatig grijsachtig lichtbruin. Soms zijn er vage dwarsbanden te zien, waarvan de middenschaduw het meest opvalt. De centrale dwarslijnen zijn licht (de binnenste soms minder duidelijk) en de ringvlek en de niervlek zijn licht omrand. In de binnenste lob van de niervlek ligt meestal een witachtig stipje. De achtervleugel is witachtig, bij de binnenrand iets donkerder.