Vliegtijd & gedrag
Maart-oktober in meerdere generaties. De vlinders kunnen overdag gemakkelijk worden verstoord. Ze vliegen zowel overdag als ´s nachts en komen op licht.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Prachtbeer
Rups: juli-mei. De soort overwintert in Zuid-Europa als rups.

Cocon

Vlinder
Verspreiding
Van Afrika tot het noordelijke Middellandse Zeegebied en naar het oosten tot Midden- en Zuid-Azië. In Oost-Pakistan leeft deze soort samen met een zeer nauwe verwant U. lotrix (Cramer, 1775) aldus Ebert 1973. De verbreiding van beide soorten in subtropisch en tropisch Azië behoeft nog nader onderzoek. U. pulchella ontwikkelt in gunstige jaren in Noord-Afrika zeer hoge dichtheden. De vlinders trekken via Gibraltar tot Midden-Europa, waar zij in wisselende aantallen worden geregistreerd. Ook reeds vastgesteld in Engeland, Schotland en Ierland (Freina & de Witt 1987)
Benaming
- Engelse naam Crimson Speckled
- Duitse naam Punktbär
-
Franse naam
la Gentille
l'Écaille du myosotis - Oud Nederlandse naam puntbeer
-
Synoniemen
Diopeia pulchella
Deiopeia pulchella
Euchelia pulchra
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De aanduiding beer heeft deze soort gemeen met de grotere soorten uit de familie van de beervlinders (Arctiidae). De naam beervlinders heeft deze familie te danken aan het uiterlijk van de rupsen die dicht behaard zijn en daardoor aan een beer doen denken. Het pulcher ( mooi) in de wetenschappelijke soortnaam werd in de Nederlandse naam pracht- en inderdaad: deze beervlinder heeft een prachtig patroon van rode en zwarte vlekjes op een witte ondergrond. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Utetheisa: outao, oute is verwonden en theios is goddelijk, godsdienstig, naar de bloedrode, maar toch mooie, stippen op de voorvleugels. Hübner is waarschijnlijk beïnvloed door het woord sanguineus is bloederig, dat Linnaeus gebruikt in zijn soortbeschrijving.pulchella: pulcher is mooi en -ella is de uitgang die Linnaeus gebruikte voor zijn soorten in Tinea. Linnaeus schrijft: 'de vleugels wit en de voorvleugel bezet met zwarte en bloedrode stippen'. Dit woordgebruik kan Hübner tot de naam van het genus hebben geïnspireerd.
Auteursnaam en jaartal
(Linnaeus, 1758)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 15-22 mm. De voorvleugel is crèmekleurig met een variabel patroon van talrijke hoekige rode vlekken en iets kleinere zwarte vlekjes. Soms zijn de rode vlekken samengesmolten tot dwarsbanden of zijn de zwarte vlekken heel klein. De achtervleugel is wit met een onregelmatige zwarte zoom en vaak een kleine donkere middenvlek.