Vliegtijd & gedrag
Half september-begin november en na de overwintering van begin maart-half mei. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen van onder andere klimop.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Roodkopwinteruil
Rups: april-juni. De rups maakt eind juni een cocon onder de grond, waarin in augustus de verpopping plaatsvindt. De soort overwintert als vlinder; de paring vindt plaats in het voorjaar.

Ei-afzet

Rups

Vlinder

Museum
Verspreiding
Van Noordwest-Afrika (Marokko, Algerije) via Zuid- en Midden-Europa tot Zuid-Rusland, Turkije en de Kaukasus. Naar het noorden tot Zuid-Engeland (1847-1880 standvlinder daarna slechts enkelingen), Denemarken (enkelingen in Zuid-Noorwegen, Zuid-Zweden en Zuid-Finland) en de Baltische staten.
Benaming
- Engelse naam Red-headed Chestnut
- Duitse naam Rotkopf-Wintereule
-
Franse naam
l'Hycnthe
la Noctuelle érythrocéphale -
Synoniemen
Orrhodia erythrocephala
Cerastis erythrocephala
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De winteruilen overwinteren als vlinder.Voor roodkop zie bij 'toelichting wetenschappelijke naam'. Ook in de Engelse en Duitse naam wordt op de (rode) kleur van de kop gewezen. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Conistra: konistra is een plaats met veel stof, een arena. Dit wijst op de spikkels op de vleugels, vooral bij C. rubiginea.erythrocephala: eruthros is rood en kephale is de kop; de kop van deze soort is echter meer bruin dan rood.
Auteursnaam en jaartal
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 16 mm. Van deze soort komen twee kleurvormen voor. Bij de ene is de grondkleur van de voorvleugel over het algemeen gelijkmatig dof (licht)bruin of grijs; bij de andere is de grondkleur roodachtig bruin of purperachtig grijs en is de voorrand doorgaans opvallend lichtgrijs of bleekbruin bestoven. De voorvleugel heeft een afgeronde stompe punt. Opvallend zijn de zwarte vlekjes in de binnenste lob van de niervlek. Aan de binnenzijde van de golflijn ligt langs de voorrand gewoonlijk een kleine donkere wigvormige vlek. De bovenzijde van de kop is gewoonlijk lichter, meer roodachtig gekleurd dan het borststuk.