Vliegtijd & gedrag
Begin mei-begin augustus in één generatie. De vlinders worden vaak opgejaagd vanuit heggenstruwelen, onderbegroeiing en laag hangende takken. Ze komen in kleine aantallen op licht.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Roomkleurige stipspanner
Rups: juni-april. De soort overwintert als volgroeide rups en verpopt zich in losse aarde.

Vlinder

Museum
Verspreiding
Van Spanje, West- en Midden-Europa (inclusief Engeland) via de gematigde zone tot het Amoergebied en Sachalin. Naar het noorden niet zo hoog als ternata, in het zuiden is de verbreiding als bij ternata.
Benaming
- Engelse naam Cream Wave
- Duitse naam Gelblichweisser Kleinspanner
- Franse naam la Phalène laiteuse
- Synoniemen Scopula lactata
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De stipspanners hebben een meer of minder duidelijke middenstip op voor- en ook vaak op achtervleugels. Nagenoeg alle Scopula's en Idaea's zijn stipspanners. Roomkleurig geeft goed de kleur van de grondkleur van deze stipspanner weer. Ook de Latijnse soortnaam geeft aan dat de kleur veel weg heeft van melk of room. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Scopula: scopula is een kleine borstel. Bedoeld wordt een uitschuifbaar schubbenborsteltje op het scheenbeen van een aantal mannetjes van dit genus.floslactata: flos is bloem en lactis is melk of room. Dit heeft betrekking op de kleur van de vlinder.
Auteursnaam en jaartal
(Haworth, 1809)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 13-16 mm. De roomkleurige vleugels zijn fijn bespikkeld met donkere schubjes. Van de lichtbruine tot grijsbruine gegolfde centrale dwarslijnen is de buitenste dwarslijn het meest scherp afgetekend, en daarbij opvallend grillig getand. De middelste dwarslijn is ook duidelijk, maar iets minder scherp afgetekend en gelijkmatiger verlopend. De binnenste dwarslijn is vaag of nauwelijks zichtbaar. De voorvleugel is tamelijk puntig. De achterrand van de achtervleugel loopt min of meer rond en mist een puntig uitsteeksel. Op de achtervleugel is een kleine, maar wel goed waarneembare zwarte middenstip aanwezig; op de voorvleugel is de middenstip doorgaans vaag of afwezig. De franjelijn is vaak zonder tekening, soms zichtbaar als een rij stipjes of streepjes.