Vliegtijd & gedrag
Half juni-eind augustus in één generatie. De vlinders beginnen een uur voor zonsondergang te vliegen en komen later in de nacht soms op licht.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Russenuil
Rups: augustus-juni. De rups leeft in de stengel van de waardplant en wisselt tijdens het groeien geregeld van plant. De soort overwintert als rups en verpopt zich onder in een oude stengel van de waardplant.

Vlinder
Verspreiding
Zeer lokaal in de westelijke landen en in die van Centraal-Europa. Van Midden-Portugal en Midden-Spanje via Frankrijk en de Britse eilanden (tot Midden-Schotland), via Midden-Europa, noordelijk tot Denemarken en Zuid-Zweden, zuidelijk tot Corsica, Noord-Italië en Oostenrijk, naar het oosten tot Polen. Ook enkele vindplaatsen in Roemenië.
Benaming
- Engelse naam Small Rufous
- Duitse naam Rötliche Binseneule
- Franse naam la Nonagrie roussâtre
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Diverse russensoorten zijn de waardplant van dit uiltje. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Coenobia: koinobios is samenlevend met anderen. De rupsen leven in groepen gedurende hefst en winter. Het is ook mogelijk dat Stephens bedoeld heeft: coenum is modder en bioo is wonen, het habitat van deze soort. Dit laatste is een tweevoudige afleiding, Grieks en Latijn, hetgeen niet gebruikelijk is, maar zeker mogelijk bij Stephens.rufa: rufus is roodachtig, naar de grondkleur van de vleugels.
Auteursnaam en jaartal
(Haworth, 1809)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 10-12 mm. Een slank uiltje met een klein borststuk. De voorvleugel loopt spits toe doordat de achterrand een vrij scherpe hoek maakt met de sterk gebogen voorrand; de vleugelpunt zelf is enigszins afgerond. De grondkleur van de voorvleugel loopt uiteen van strokleurig met een witte of rozeachtige tint tot roodachtig bruin of donker grijsachtig bruin en heeft een lichtgrijze bestuiving. Langs de aders is een donkergrijze of zwartachtige bestuiving zichtbaar, waardoor deze uil vooral in het zoomveld soms een streperig uiterlijk heeft. De achterrand van de vleugel is door deze donkere bestuiving vaak aanzienlijk donkerder van kleur dan de rest van de vleugel. Langs de hoofdader loopt over het midden van de vleugel een vage smalle donkere veeg. De centrale dwarslijnen bestaan uit een rij zwartachtige stippen of streepjes en vooral de buitenste dwarslijn is doorgaans goed zichtbaar. Over het midden van de witachtige of soms grijsachtige achtervleugel loopt een variabele en vaak vage, uit stippen bestaande dwarslijn. De uiteinden van de poten zijn opvallend wit met donker gebandeerd.