Vliegtijd & gedrag
Half mei-begin september in twee generaties. De vlinders komen op licht, meestal in kleine aantallen.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Satijnstipspanner
Rups: juni-mei. De soort overwintert als rups en verpopt zich in losse aarde.

Vlinder

Museum
Verspreiding
Van Noord-Afrika en het Iberisch Schiereiland via West- en Midden-Europa (inclusief de Britse eilanden) tot de Baltische staten (Estland); in het zuiden: van de westelijke Middellandse Zee-eilanden via Italië, de Balkan en de Zwarte Zee tot het Kaspische gebied.
Benaming
- Engelse naam Satin Wave
- Duitse naam Graulinien-Zwergspanner
- Franse naam l'Acidalie blanchâtre
-
Synoniemen
Sterrha subsericeata
Acidalia subsericeata
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De stipspanners hebben een meer of minder duidelijke middenstip op voor- en ook vaak op achtervleugels. Nagenoeg alle Scopula's en Idaea's zijn stipspanners. De vlinder heeft een satijnachtige glans over de vleugels. Ook de wetenschappelijke soortnaam duidt op de zachte glans van deze spanner. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Idaea: idaios heeft betrekking op de berg Ida, de uitzichtplaats van waaruit de goden en godinnen de gevechten rond Troje volgden.subsericeata: sub is enigszins en sericus is zijde. Dit vanwege de zachte glans van de vleugels.
Auteursnaam en jaartal
(Haworth, 1809)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 10-12 mm. Een grijswitte stipspanner met een satijnachtige uitstraling. De lichtgrijze dwarslijnen hebben een enigszins bruinachtige tint, en hoewel ze weinig verschillen in verloop en intensiteit is de buitenste dwarslijn iets sterker gegolfd. De middenstip op de voor- en achtervleugel is zeer klein en soms nauwelijks of niet waarneembaar. De franjelijn bestaat uit een afwisseling van fijne flauw gebogen streepjes en stipjes.