Vliegtijd & gedrag
Eind mei-begin augustus in één generatie. De vlinders vliegen vanaf de schemering tot middernacht en komen zowel op licht als op smeer. Omdat de vlinders tamelijk honkvast zijn, zijn lichtvallen die in de buurt van een braamstruweel worden opgesteld, het meest geschikt om de aanwezigheid van de soort vast te stellen.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Schaduwsnuituil
Rups: juli-mei. De rups overwintert in de strooisellaag, vaak onder braamstruiken en daar vindt ook de verpopping plaats.

Rups

Vlinder
Verspreiding
Een zuidelijke en zuidoostelijke soort. Naar het noorden tot de Noordzee en de Oostzee. In het zuiden: van het noorden van het Iberisch schiereiland via Noord-Italië, de Adriatische kust en Zuid-Bulgarije tot de Kaukasus. Naar het oosten tot de Grote Oceaan.
Benaming
- Engelse naam Shaded Fan-foot
- Duitse naam Braungestreifte Spannereule
- Franse naam l'Herminie des ronces
-
Synoniemen
Polypogon tarsicrinalis
Zanclognatha tarsicrinalis
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De snuituilen hebben opvallend naar voren uitstekende palpen (de snuit) op de kop van de vlinder.Midden over de voorvleugel loopt een donkere schaduwlijn. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Herminia: herminia is een latijnse vorm van het Franse herminé, met doorntjes van hermelijn, naar de haarplukjes op de poten die vergeleken worden met hermelijnen kragen op mantels. Deze naam had aanvankelijk de status van familie.tarsicrinalis: tarsus is een deel van een poot en crinis is haar; naar de schubbenborsteltjes op de voorpoten van de mannetjes.
Auteursnaam en jaartal
(Knoch, 1782)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 12-14 mm. Deze snuituil heeft een lichte bruine tot roodachtig bruine, soms purperachtig getinte, fijn bestoven voorvleugel. De vleugelpunt wijkt iets naar buiten. Over de vleugel lopen drie donkere dwarslijnen, waarvan de binnenste dwarslijn en de golflijn vrij recht zijn en de buitenste dwarslijn enigszins golvend is. Kenmerkend is de diffuse, maar duidelijk zichtbare bruine middenschaduw, waarin (of waarnaast) de smalle gebogen niervlek ligt. Evenals de andere snuituilen heeft deze soort een opvallende ‘snuit’, gevormd door de lange palpen.