Vliegtijd & gedrag
Mei-juni in één generatie. De vlinders komen soms op licht; verder worden ze nauwelijks gezien.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Sleedoorndwergspanner
Rups: april-mei. De rups leeft in bloemknoppen en samengesponnen bloemen en verpopt zich in de strooisellaag. De soort overwintert als ei op de waardplant.

Rups

Cocon

Vlinder
Verspreiding
Ontbreekt in enige delen van Europa zoals in Spanje, Portugal en Griekenland; in het noorden tot boven de poolcirkel, naar het oosten tot het Amoergebied en het westen van Centraal-Azië.
Benaming
- Engelse naam Sloe Pug
- Duitse naam Braunbinden-Wellenstriemenspanner
- Franse naam l'Eupithécie carrée
-
Synoniemen
Chloroclystis chloerata
Rhinoprora chloerata
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.Sleedoorn is een belangrijke waardplant van deze dwergspanner. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Chloerata: khloe is het tere groen van de planten in het voorjaar. De kleur van de voorvleugel
Auteursnaam en jaartal
(Mabille, 1870)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 9-10 mm. De grondkleur van de voorvleugel is bruinachtig grijs, hoewel verse vlinders soms een enigszins groene tint kunnen hebben. De tekening bestaat uit een patroon van vrij regelmatig verlopende donkere en lichte dwarslijntjes en dwarsbandjes. Een onderscheidend kenmerk wordt gevormd door het buitenste bleke dwarsbandje dat nabij de voorrand slechts een geringe golfbeweging maakt. De middenstip is langwerpig en vaak door middel van een dikke donkere lijn verbonden met de voorrand. Aan de basis van het achterlijf bevindt zich doorgaans een zalmroze bandje (het duidelijkst te zien met een loep). Dit laatste kenmerk valt vooral op bij verse vlinders; later vervaagt het bandje tot rozeachtig bruin.