Vliegtijd & gedrag
Begin april-begin september in twee generaties. De vlinders komen op licht, vooral het mannetje.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Snuitvlinder
Rups: juni-september. De soort overwintert als pop in een cocon in de strooisellaag onder de waardplant.

Rups

Vlinder
Verspreiding
Van het Iberisch schiereiland via heel Europa tot Siberië, Midden- en Oost-Azië (Altaj en China). Naar het zuiden tot de noordkant van het Middellandse Zeegebied, inclusief Italië en de Balkan. Ook bij de Zwarte Zee en de Kaspische Zee. Naar het noorden via Scandinavië tot aan de poolcirkel.
Benaming
- Engelse naam Pale Prominent
- Duitse naam Palpen-Zahnspinner
- Franse naam le Museau
- Oud Nederlandse naam snavelspinner
- Synoniemen ptilodontis palpina
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Snuitvlinder is een al lang bestaande naam en wordt al gebruikt door Ter Haar in 'Onze vlinders'.Snuit in de soortnaam wijst op de opvallende, in rust naar voren uitstekende palpen van deze vlinder. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Pterostoma: pteron is een veer en stoma is het uiteinde van een lange, dicht met schubben bezette palp, vroeger beschouwd als monddeel. Mcloed houdt het op de geveerde antenne.palpina: palpus is de labiale lip die 'erg lang is, opgericht en zwaar bekleed met lange ruige schubben' (Meyrick, 1928).
Auteursnaam en jaartal
(Clerck, 1759)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 18-25 mm. Deze tandvlinder heeft in rust een kenmerkend uiterlijk dat veel gelijkenis vertoont met een stukje hout. Het meest opvallend zijn de lange vooruitstekende, enigszins omhoog gerichte palpen en bij het mannetje het lange, in twee haarbosjes eindigende achterlijf. De smalle voorvleugel is grijsachtig geel met donkere aders en stippen en heeft vaak twee vage, sterk getande bruinachtige dwarsbanden. De kleur kan enigszins variëren. Op de rugzijde is in rusthouding een opvallend rechthoekige, donker gerande kam zichtbaar. De franje is soms geschulpt. De antennen zijn bij het mannetje tamelijk sterk geveerd en bij het vrouwtje slechts licht geveerd.