Vliegtijd & gedrag
Half mei-half juli in één generatie. De vlinders komen op licht en rusten overdag op de waardplant.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Spardwergspanner
Rups: eind juni-half oktober. De rups leeft van de onrijpe zaden in de nog groene kegels van de waardplant. Vaak zitten de rupsen hoog in de boom met meerdere tegelijk in een sparrenkegel; ze produceren roodachtig bruine klontjes uitwerpselen die soms hangend aan de kegels te zien zijn. De soort overwintert als pop in een losse cocon in de strooisellaag.

Vlinder
Verspreiding
De Britse eilanden en Frankrijk in het westen, via Midden- en Oost-Europa tot Oost-Azië; in het noorden tot Fins Lapland, in het zuiden tot de noorkant van de Middellandse Zee, Italië en de Balkan.
Benaming
- Engelse naam Cloaked Pug
- Duitse naam Fichtenzapfen-Blütenspanner
-
Franse naam
l'Eupithécie du sapin
la Phalène de la pomme de sapin -
Synoniemen
Eupithecia bilunulata
Eupithecia pini
Eupithecia strobilata
Eupithecia togata
Tephroclystia togata
Tephroclystia abietaria
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.De rups van deze dwergspanner leeft op spar en andere naaldbomen. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.Abietaria: Picea abies is fijnspar; de rups leeft in de kegels.
Auteursnaam en jaartal
(Goeze, 1781)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 11-15 mm. Een van de grootste van de Eupithecia-soorten die in Nederland voorkomen en daaraan meestal duidelijk te herkennen; soms komen echter kleinere exemplaren voor. De voorvleugel is vrij breed en heeft een duidelijke zwarte middenstip. De centrale dwarslijnen zijn zwart afgezet, vooral langs de voorrand, en vormen daar vaak twee zwarte vlekken; de vlek bij de binnenste dwarslijn vloeit vaak samen met de middenstip tot een grote, dikke zwarte balk. Zowel in het wortelveld als in het zoomveld bevindt zich een bruine dwarsband; het achterlijf heeft aan de basis eveneens een bruine band. Er is enige variatie in tekening.