Vliegtijd & gedrag
Eind juni-begin augustus in één generatie. De vlinders hebben een opvallende, merkwaardig 'huppelende' vlucht. De vrouwtjes besteden veel tijd aan zonnen en het drinken van nectar. Belangrijke nectarplanten zijn onder andere grote kattenstaart, kale jonker en braam. De mannetjes zijn vaak patrouillerend langs bospaden aan te treffen. De uiterste vliegdata zijn 11 juni en 31 augustus. Opvallend is dat de vlinders van de Gelderse populatie gemiddeld twee weken eerder vliegen dan die in Brabant en Limburg.
- Ga direct naar
- Levenscyclus
- Herkenning
- Foto's
- Habitat & Waardplanten
Verspreiding in Nederland
Trends
Onderstaande diagrammen tonen de veranderingen van de talrijkheid in de loop van de tijd. De gegevens zijn afkomstig uit het Landelijk Meetnet Vlinders (CBS / De Vlinderstichting) en de Nationale Databank Flora en Fauna.
Levenscyclus
Spiegeldikkopje
Rups: eind juli-eind juni. De rups maakt een schuilplaats door een aantal grasbladeren als een tuitje bij elkaar te spinnen en overwintert als bijna volgroeide rups. De verpopping vindt plaats onder twee spinseldraden op een blad van de waardplant. De soort overwintert als halfvolgroeide rups.
ei-afzet
De eitjes worden uitsluitend afgezet op jonge, nog niet geheel volgroeide bladeren. De meeste eitjes worden in de vroege middag gelegd. Een vrouwtje dat op zoek is naar een geschikte afzetplaats, vliegt op minder dan een halve meter boven de vegetatie en landt af en toe op een blad van een waardplant. Indien ze het betreffende blad geschikt acht, loopt ze een klein stukje omlaag om aan de bovenzijde één, soms twee of drie eitjes af te zetten.
rups en verpopping
De jonge rups eet eerst de eischaal op en kruipt vervolgens naar een jong blad. Daarvan wordt de top tot een kokertje samengesponnen waar de rups zich overdag in verschuilt. Aanvankelijk eet de rups van het bovenste deel van het kokertje, daarna eet hij van het erondergelegen gedeelte. Als het blad op is, verhuist de rups naar een ander mals blad en bouwt opnieuw een kokertje. De rups blijft in het najaar lang actief en gaat pas eind oktober overwinteren. Hiertoe bouwt hij een hibernaculum door diverse bladeren op 20 tot 50 cm hoogte samen te spinnen. De binnenzijde wordt met een spinsellaagje bekleed. Pas eind april, begin mei verlaat de rups dit onderkomen. Dan spint hij wederom een kokertje aan de top van een grasspriet en verhuist als er geen eetbare delen meer aan de betreffende spriet zitten. Vanaf eind mei worden geen nieuwe kokertjes gemaakt en leeft de rups vrij op de plant. Voor de verpopping spint hij twee draden over de breedte van een blad, kruipt hieronder en verpopt aldaar. Doordat de pop dikker is dan de rups, zit het blad strak om de pop.
vlinders
Vanaf begin juli verschijnen de vlinders. De vrouwtjes zonnen meer dan de mannetjes en drinken geregeld nectar. Belangrijke nectarplanten zijn grote kattenstaart, gewone dophei, kale jonker en braam. De mannetjes patrouilleren veel en vliegen daarbij op en neer langs bospaden of maken vluchten langs ruigten of boven meer open gebieden. Vrijwel alle passerende vlinders en veel andere soorten insecten worden achtervolgd. De dichtheid op de vliegplaatsen is doorgaans hoog tot zeer hoog, zo'n 16 tot 260 individuen per hectare.
Herkenning
Kenmerken vlinder
Voorvleugellengte: 15-18 mm. De onderkant van de achtervleugel heeft grote, donker gerande, witte vlekken, de 'spiegels'. Bij het mannetje heeft de bovenkant van de voorvleugel slechts drie of vier kleine, gele vlekken bij de punt. Deze vlekken zijn bij het vrouwtje duidelijk groter.
Gelijkende soorten rups
Zwartsprietdikkopje (Thymelicus lineola), geelsprietdikkopje (Thymelicus sylvestris) en bont dikkopje (Carterocephalus palaemon). N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Foto's
Ei-afzet
Rups
Cocon
Vlinder
Museum
Habitat
Verspreiding
Zeldzaamheid
Een zeldzame standvlinder. Alleen in het Weerterbos en De Groote Peel is de soort alle jaren tussen 1990 en 2018 gevonden. In de omliggende terreinen is de vestiging vaak tijdelijk. In 2004 verdween het spiegeldikkopje uit Gelderland na een droogteperiode en daarna ging het erg slecht, met het dieptepunt in 2009 toen er nog maar 11 vlinders geteld werden. Sinds 2013 zit het speigeldikkopje weer in de lift en inmiddels is het aantal vlinders weer op een hoog niveau; er zijn ook weer veentjes en heideveldjes ge(her)koloniseerd.
Mobiliteit
Volgens de literatuur is het spiegeldikkopje honkvast, maar hij is wel degelijk in staat om over flinke afstanden te zwerven. De waarnemingen van het Bargerveen (1997) en Twente (2000) zijn voorbeelden van individuen die een grote afstand hebben afgelegd, want een nabij gelegen populatie is niet bekend. In de Groote Peel is waargenomen hoe spiegeldikkopjes binnen enkele minuten honderden meters over uitgestrekte velden pijpenstrootje vlogen. In de buurt van vliegplaatsen met veel individuen worden wel dieren tot op ruim vijf kilometer afstand gevonden in ongeschikt leefgebied.
Regionaal
Verspreiding in de 19e eeuwDe verspreiding in Nederland kent een merkwaardig verloop. In de 19e eeuw was deze soort zeer zeldzaam en vloog op enkele plaatsen in de buurt van Apeldoorn: het Beekberger woud, landgoed 'de Brederite' en de Empesche en Tondensche heide. In deze omgeving is de soort ook in de periode tussen 1906-1925 gezien. In het begin van de vorige eeuw en tussen 1930-1940 zijn geen waarnemingen uit Nederland bekend; de soort gold dan ook een tijd als verdwenen. Na de publicatie van de herontdekking in 1950 werden weer regelmatiger spiegeldikkopjes gevonden. Ook in Noord-Duitsland en Denemarken werd de soort in deze periode (terug?)gevonden. De soort bleek nog of weer voor te komen in de Empesche en Tondensche heide en in de Peel. In de jaren tachtig nam het aantal vindplaatsen in de Peel toe. Ook bleek van 1978 tot en met 1983 een populatie te vliegen langs de Overijsselse Vecht.Verspreiding na 1990Omstreeks 1990 kwam de soort in vier schijnbaar verschillende gebieden voor: de Empensche en Tondensche heide (vochtige heide en bos op zand), het Weerterbosch (open vochtig loofbos), in het Goor nabij Soerendonk (beekbegeleidend bos) en de Groote Peel (gedegenereerd hoogveen).De populatie in Gelderland is sinds 1996 verdwenen. Ook de populaties bij Soerendonk en het Weerterbosch gingen achteruit. Daar staat tegenover dat het spiegeldikkopje zich verder uitbreidde in de Peel. De Deurnese Peel en de Mariapeel zijn recentelijk gekoloniseerd en sinds 2002 vliegt de soort in De Bult ten noordoosten van Deurne. De aantallen kunnen op deze twee vliegplaatsen hoog zijn: het spiegeldikkopje was daar in 2003 de meest algemene dagvlinder!Op dit moment is het een zeer zeldzame standvlinder die alleen nog op een aantal plaatsen in de Peel voorkomt.
Europa
In Duitsland valt het spiegeldikkopje in de categorie bijna bedreigd. Op Europees niveau is het voorkomen stabiel, hoewel uit elf van de 26 landen waar de soort voorkomt een achteruitgang wordt gemeld.
Mondiaal
Het spiegeldikkopje komt voor van West-Frankrijk tot Oost-Azië en van Zuid-Scandinavië tot Noord-Spanje en Midden-Italië.